Van een rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst is geen sprake als de belanghebbende belangrijke door de Belastingdienst gestelde voorwaarden van de VSO niet accepteert. Dat vond de Belastingdienst, die gelijk kreeg van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een directeur-grootaandeelhouder (DGA) ontving tijdens zijn detentie in Portugal een uitkering van een Nederlandse particulier en een AOW-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hij moest daarom aangifte doen in Nederland. De man diende zijn aangifte inkomstenbelasting te laat in en ontving daarop een verzuimboete. De DGA had diverse procedures lopen tegen de Belastingdienst. Daarom legde de Belastingdienst de man een compromisvoorstel voor, dat onder meer inhield dat de Belastingdienst de aanslag inkomstenbelasting zou verminderen tot nihil. De man stelde dat een rechtsgeldige VSO tot stand was gekomen. De Belastingdienst bestreed dit. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de Belastingdienst gelijk gegeven. Volgens de uitspraak van de rechtbank komt een VSO tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan. Essentieel daarbij is volgens de rechtbank dat het aanbod door de inspecteur en de aanvaarding daarvan door de belanghebbende in voldoende mate overeenkwamen. Dat was hier niet het geval. Het aanbod bevatte de voorwaarden dat de man geen schadevergoeding zou vragen of klachten zou indienen. Die voorwaarden waren niet opgenomen in de brief waarin de man het voorstel van de Belastingdienst aanvaardde. Er was daarom geen rechtsgeldige VSO tot stand gekomen.