De vergoedingen die een cardioloog van een ziekenhuis ontving bij de beëindiging van zijn werkzaamheden als vrijgevestigd medisch specialist, zijn door de fiscus terecht als winst uit onderneming aangemerkt. Van ‘aftrekbare premies voor lijfrenten’ is geen sprake, zo oordeelde Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De cardioloog was lid van een maatschap. In verband met de beëindiging van zijn werkzaamheden als vrijgevestigd medisch specialist kreeg hij van het ziekenhuis een vergoeding van in totaal € 750.000. Dat bedrag werd overgemaakt aan een BV waar de cardioloog directeur en enig aandeelhouder was. De Inspecteur corrigeerde de aanslag IB/PVV 2011. Een bedrag van € 184.000 (vergoeding voor overdracht van de praktijk als goodwill) werd niet betwist. Wel in geschil was of de correctie voor de ontvangen vergoedingen voor beëindiging van de toelatingsovereenkomst (€ 353.000) en voor beëindiging van de ‘dotterovereenkomst’ (€ 213.000) terecht is.
Inkomensvoorziening
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is dat het geval. De vergoedingen zien op de beëindiging van de overeenkomsten die in het kader van de onderneming waren gesloten, en om die reden heeft de Inspecteur deze terecht tot de winst uit onderneming gerekend. Van (een) onbelaste schadevergoeding(en), zoals de cardioloog vond, is geen sprake. Hij stelde dat hij met de BV een lijfrenteovereenkomst heeft gesloten en dat hij daarom premies voor lijfrenten als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking mag nemen. Maar de lijfrente was niet bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming aan de BV. Alleen al om die reden kan de cardioloog de lijfrentepremies niet als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking nemen, oordeelt de Rechtbank. Het beroep van de medisch specialist werd ongegrond verklaard.