Afzien van een in een echtscheidingsconvenant vastgelegde pensioenverevening kan niet zomaar mondeling, vond een ex-echtgenoot onlangs op een vervelende manier uit. De man en zijn voormalige echtgenote stonden in de rechtszaal tegenover elkaar omdat de vrouw een flink deel van de pensioenuitkering van haar voormalige echtgenote eiste. De rechters gingen in een hoger beroepszaak bij het Hof Arnhem-Leeuwarden onlangs mee in de eis en veroordeelden de man tot terugbetaling.
Voorgeschiedenis
De zaak draaide om een man en vrouw die in 1972 waren getrouwd in gemeenschap van goederen. In oktober 2001 spreekt de rechter de ontbinding van het huwelijk uit. In het echtscheidingsconvenant spreken de twee af dat het pensioen zal worden verevend conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS). Er vindt pas na het verstrijken van de tweejaarsperiode melding plaats bij de pensioenuitvoerder. De vrouw heeft daardoor geen recht op rechtstreekse uitbetaling door de pensioenuitvoerder. In mei 2007 laat de vrouw schriftelijk aan de man weten dat zij geen vergoeding/alimentatie meer van hem wenst te ontvangen. De man schrijft daarop terug met de vraag of ze daarmee ook volledige loskoppeling wenst van alle financiële verplichtingen naar elkaar, maar krijgt geen antwoord. Er volgt een gesprek waarin onder anderen over het onderwerp pensioen wordt gesproken. De vrouw geeft te kennen: “Ik wil niets meer van jou hebben, jouw geld heb ik niet nodig en ik wil niets meer met je te maken hebben”, volgens de man.
Aanleiding
De man ontvangt zijn eerste pensioenuitkering op 1 oktober 2010. De pensioenuitvoerder wijst de man er op dat een deel van het pensioen bestemd is voor de ex-echtgenoot. In 2014 informeert de vrouw bij de verzekeraar. De verzekeraar geeft te kennen dat zij zich tot de man moet wenden, waarop de vrouw haar pensioen via de rechter alsnog op probeert te eisen. De man verweert zich en stelt dat de vrouw door haar uitlatingen afstand heeft gedaan van pensioenverevening of haar recht daarop heeft verwerkt.
Uitspraak
Het Hof maakt korte metten met het verweer van de man en wijst op de afspraak in het echtscheidingsconvenant. De toepasselijkheid van de Wet VPS kan volgens de rechter niet worden uitgesloten door een mondelinge overeenkomst. Er is geen sprake van rechtsverwerking omdat de man had moeten begrijpen dat de vrouw gebruik wilde maken van haar aanspraken. Het feit dat de vrouw pas na enige tijd pensioendeling vordert, is niet voldoende om te concluderen tot rechtsverwerking.