De provincies en het Rijk verwachten in 2018 ruim 5,7 miljard euro aan wegenbelasting, oftewel motorrijtuigenbelasting (MRB), te incasseren. Dit is 173 miljoen euro meer dan de verwachting voor 2017. Dit meldt het CBS op basis van de provinciebegrotingen en miljoenennota voor 2018.
De motorrijtuigenbelasting bestaat uit het rijksdeel en het deel dat voor provincies is bestemd. Het rijksdeel stijgt met 3,4 procent naar ruim 4,1 miljard euro; de provincies incasseren ongeveer 1,6 miljard euro, 2,4 procent meer dan in 2017. De MRB levert het Rijk en de provincies meer op doordat er meer voertuigen op de Nederlandse wegen rijden.
Leasemaatschappij
Voor 2018 begroot Flevoland 70,1 miljoen euro aan inkomsten uit motorrijtuigenbelasting. Dat is bijna 33 procent meer dan de opbrengst voor 2017. Doordat een leasemaatschappij zijn activiteiten van Noord-Brabant naar Flevoland heeft verplaatst, is het aantal in Flevoland geregistreerde leaseauto’s fors toegenomen. De MRB wordt altijd opgelegd aan de eigenaar, in dit geval de leasemaatschappij en niet de gebruiker van de (lease)auto. Provincies en Rijk hoeven de wegenbelasting niet aan wegen te besteden, maar zijn vrij in de besteding. Voor de provincies is de MRB de belangrijkste bron van inkomsten waarop zij zelf invloed kunnen uitoefenen, door middel van de hoogte van het zogeheten opcententarief (provinciale toeslag voor de MRB).
Inflatiecorretie
Bij veel provincies bleven de opcententarieven de afgelopen jaren gelijk of is enkel een inflatiecorrectie toegepast. Uitzonderingen hierop zijn Friesland, Zuid-Holland en Zeeland. Friesland heeft in 2016 het tarief bijna 27 % verlaagd. De provincie wilde daarmee de provinciale economie stimuleren. In de provincie Zuid-Holland is het tarief in de periode 2015-2018 gedaald van 95 naar 90,4 %. In Zeeland is in 2016 het tarief met 5 % gestegen. Deze stijging zorgde onder andere voor meer ruimte op de provinciebegroting.