Een zelf opgelegd verbod op privégebruik van de auto van de zaak in een arbeidsovereenkomst volstaat niet om onder de bijtelling uit te komen. Op zo’n verbod moet een reële controle plaatsvinden, vindt de Hoge Raad.
Dat ondervond een directeur, die een arbeidsovereenkomst sloot met zijn bedrijf, waarin werd aangegeven dat aan hem puur en alleen voor zijn werk een auto ter beschikking was gesteld. Het voertuig werd na gebruik bij het bedrijf geparkeerd, beweerde hij. Een rittenadministratie hield hij niet bij. Hij had een Verklaring geen privégebruik aangevraagd bij de inspecteur en deze ook gekregen. In de Verklaring werd uitdrukkelijk vermeld dat de DGA overtuigend moest kunnen bewijzen dat op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer is gereden.
Vragenbrieven
In de beantwoording van vragenbrieven gaf de DGA aan geen rittenadministratie te hebben bijgehouden, de auto alleen zakelijk te gebruiken en in privé over een andere auto te beschikken. Vervolgens legde de inspecteur naheffingsaanslagen LH 2012, 2013 en 2014 op voor een bijtelling privégebruik auto, plus verzuimboetes. De dga startte daarop een beroepsprocedure. De zaak ging door tot aan de Hoge Raad.
Sleutels van het hek
Aan het niet overleggen van een rittenadministratie werd zwaar getild, omdat de directeur verschillende keren op die verplichting was gewezen. En hij kon de hand lichten aan zijn eigen verbod, omdat hij de sleutels had van het hek waarmee na werktijd het bedrijfsterrein werd afgesloten. De verzuimboetes zijn terecht opgelegd. Volgens het Hof Arnhem-Leeuwarden is geen sprake een pleitbaar standpunt van de dga. De bepaling in het arbeidscontract is een wassen neus. De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden zonder nadere motivering (art. 81 lid 1 Wet RO) bekrachtigd.