Een directeur van een ICT-bedrijfje die over 2010 slechts twee salarisspecificaties plus een jaaropgave ontving, was volgens Rechtbank Gelderland zelf niet zuiver op de graat en mocht als gevolg daarvan niet ingehouden loonheffingen niet verrekenen met zijn verschuldigde inkomstenbelasting.
Met zijn werkgever was hij overeengekomen dat hij maandelijks €5000 salaris zou krijgen, een auto van de zaak en een onkostenvergoeding van maandelijks €300. De op deze specificaties en jaaropgave vermelde bedragen kwamen niet overeen met de door de directeur ontvangen ronde bedragen. Toch gebruikte de bestuurder de jaaropgave voor zijn aangifte inkomstenbelasting. Hij kreeg een navorderingsaanslag.
Boekenonderzoek
Na een boekenonderzoek bleek dat de €5000 correspondeert met een nettosalaris van iets meer dan € 3.000, en een bedrag aan loonheffingen van bijna € 2.000 per maand. De feitelijke betalingen bedroegen tot en met mei 2010 € 26.661,30, meer dan € 5.000 per maand. Bovendien heeft de ICT-er volgens zijn eigen verklaring in juni 2010 aan zijn baas laten weten dat sprake was van achterstallige betalingen.
Grootboek
Uitgaand van het in de arbeidsovereenkomst vermelde loon kan dit niet aan de orde zijn. Uit de gegevens in het grootboek volgt ook dat de vennootschap de betalingen in deze periode niet als loon heeft aangemerkt en hiervan is ook nimmer aangifte loonheffingen gedaan. Vanaf juni 2010 vonden er minder hoge betalingen plaats. De verklaring van eiser hiervoor is echter niet dat alsnog loonheffing is ingehouden, maar dat het bedrijf hem vanwege financiële problemen minder kon betalen.
In geschil was of de bestuurder in loondienst was of zichzelf uitleende en een managementfee kreeg, in welk geval het inkomen van eiser als resultaat uit overige werkzaamheden zou moeten worden belast. . En of hij de op de jaaropgave vermelde loonheffingen mocht verrekenen.
Te goeder trouw
Volgens Rechtbank Gelderland geldt op grond van het arrest Hoge Raad 22 juli 1981, ECLI:NL:HR:1981:AW7982, dat niet ingehouden loonheffingen alleen voor verrekening in aanmerking komt als de belastingplichtige te goeder trouw is. Daarvan is bij de bestuurder echter geen sprake. Hij wist dat zijn baas sjoemelde. Die schreef namelijk, nadat de werknemer er naar had gevraagd in een mail: ‘Je krijgt het andere bedrag gestort maar ik heb het lager in de loonstrook gezet anders moet ik meer loonbelasting gaan betalen en er is geen geld.’
Bij de beoordeling hecht de rechtbank belang aan het feit dat de bestuurder wist dat zijn werkgever in geldnood zat. Hij kreeg wisselende bedragen uitbetaald, afgerond op hele euro-bedragen. De bestuurder had moeten zien dat de cumulatieven op de twee salarisstroken onderling niet aansloten en over augustus 2010 had de bestuurder ook nog eens een ander bedrag ontvangen dan op de salarisstrook was vermeld.
Omkering bewijslast
Het voorgaande bracht volgens de rechtbank mee dat de ICT-er de vermelde loonheffing ten onrechte had verrekend. Hierdoor was bovendien niet de vereiste aangifte gedaan. Door ten onrechte de loonheffing te verrekenen heeft de bestuurder bewerkstelligd dat de inkomstenbelasting op een te laag bedrag is vastgesteld. Een bedrag van € 21.427 ten onrechte vermelde loonheffingen is bovendien zowel relatief als absoluut een aanzienlijk bedrag. Omkering en verzwaring van de bewijslast waren het gevolg.