Een doorgevoerde correctie in de jaaropgave van een werkneemster waarvoor een AA de salarisadministratie uitvoerde heeft tot een waarschuwing van de Accountantskamer geleid.
Uitspraak: 17-1599
De correctie bleek nodig te zijn nadat de werkneemster eind maart 2014 bij het invullen van haar aangifte inkomstenbelasting 2013 ontdekte dat op haar loon ten onrechte loonheffingskorting was toegepast. De AA diende daarop na overleg met de werkgever van de vrouw in juni 2014 een correctie loonheffing 2013 in bij de belastingdienst en deed daarbij het verzoek met de nieuwe jaaropgave rekening te houden in de aangifte inkomstenbelasting 2013 van de werknemer: ‘Aangezien wij geen zicht hebben op (reeds ingediende) privé aangifte van belastingplichtige verzoek ik u namens deze om uitstel van betaling van een eventueel opgelegde aanslag totdat u de aangifte IB heeft gecorrigeerd.’
De AA stelde de werkneemster en haar, namens haar optredende, zoon niet op de hoogte van de correctie en ondertussen kreeg de vrouw een naheffing van ongeveer 2600 euro. Een ingeschakelde advocaat sommeerde de AA de fout te herstellen, waarop hij reageerde door mee te delen dat er wel degelijk direct actie was ondernomen en als bewijs de gewijzigde loonheffing mee te sturen. De zoon eiste daarop weer dat alle inmiddels extra gemaakte kosten door de AA vergoed worden, maar die weigert omdat de ingeroepen juridische bijstand in zijn ogen geheel onnodig was.
Klachtencommissie
De klachtencommissie van de NBA bepaalt daarop op 11 mei 2016 onder anderen dat het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid met zich bracht dat de AA een afschrift van zijn brief van 24 juni 2014 aan de belastingdienst aan de werkneemster had moeten verstrekken. Een minnelijke regeling wordt vervolgens niet bereikt, waarop de kwestie aan de Accountantskamer wordt voorgelegd.
Oordeel
Die oordeelt nu hetzelfde als eerder de klachtencommissie deed. De Accountantskamer laat in het midden of de AA verplicht was de gecorrigeerde jaaropgave aan de werkneemster door te sturen, ‘maar nu hij zich kennelijk de belangen van [A] heeft aangetrokken, diende hij haar daarvan wel expliciet in kennis te stellen. Dat heeft hij niet spontaan gedaan, doch eerst naar aanleiding van een brief van de advocaat van [A]. Weliswaar heeft hij naar eigen zeggen al voordien telefonisch een en ander aan [A] uitgelegd, maar nu uit zijn brief van 4 september 2014 aan haar zoon blijkt dat hij de indruk had dat [A] zijn uitleg niet had begrepen, heeft hij daarmee niet kunnen volstaan. Voorts heeft betrokkene namens [A] een brief aan de belastingdienst geschreven en namens haar verzocht om uitstel van betaling. Het spreekt voor zich dat hij daartoe niet had mogen overgaan zonder uitdrukkelijke volmacht van [A]. Voorts had betrokkene in elk geval en uiteraard spontaan een afschrift van de brief van 24 juni 2014 aan de belastingdienst ter kennisneming aan [A] moeten sturen.’
Daarmee is volgens de Accountantskamer in strijd gehandeld met de eisen die voortvloeien uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Ook heeft de AA onzorgvuldig gehandeld door niet adequaat genoeg te reageren op correspondentie met de betrokkenen over de afhandeling van de uitspraak van de NBA-klachtencommissie.