Een buffer van bijna tienmaal de pensioenverplichting is niet zonder nadere toelichting zomaar als ondernemingsvermogen van een BV aan te merken. Dat oordeelt de Hoge Raad in een recente zaak.
Een vrouw was in gemeenschap van goederen getrouwd met een man die een BV had. Die BV had een pensioenverplichting tegenover de echtgenoot. De vrouw overlijdt in 2010 en haar erfgenamen hebben over dat jaar een nihilaangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ingediend.
In 2015 vraagt de Belastingdienst waarom er geen resultaat uit aanmerkelijk belang is aangegeven in verband met de (fictieve) vervreemding van de aandelen in de BV ten gevolge van het overlijden van de vrouw. Er volgt een navordering, berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 262.162.
Hof: inkomen veel lager
De erfgenamen gaan in beroep tegen de aanslag. Het gerechtshof in Den Bosch oordeelt dat de pensioenverplichting moet worden gewaardeerd op de commerciële waarde van € 57.833 en dat de overdrachtsprijs van de aandelen € 748.619 bedraagt. Een gedeelte van de rekening-courantvordering, de liquide middelen en de belegging in effecten van de BV is duurzaam aan de onderneming onttrokken. Dat gedeelte is niet tot het ondernemingsvermogen van de BV te rekenen, aldus het hof. Het restant kan er redelijkerwijs wel toe worden gerekend en dat bedraagt € 576.311, oordeelt het hof. Daarmee komt de in aanmerking te nemen overdrachtsprijs op € 172.308. Het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van de vrouw is naar aanleiding daarvan bepaald op € 27.077.
Hoge Raad: buffer onbegrijpelijk
De staatsecretaris gaat namens de fiscus in cassatie. Op grond van de uitspraak van het of zou tegenover de pensioenverplichting 9,5 keer zoveel aan beleggingen staan. “Het middel acht dat oordeel gelet op de uitgangspunten bij de vermogensetikettering onjuist dan wel onbegrijpelijk.” Een groot deel van de vordering, effecten en liquide middelen van de BV is duurzaam overtollig en vormt verplicht privévermogen, betoogt de fiscus.
De Hoge Raad vindt het buffer ook veel te groot: “Zonder nadere motivering is onbegrijpelijk het oordeel van het hof dat het bij een pensioenverplichting met een commerciële waarde van € 57.833 redelijk is om een buffer van ruim € 550.000 aan te houden.” De zaak moet opnieuw worden beoordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. “Na verwijzing is uitgangspunt dat de met de pensioenverplichting verband houdende bezittingen in dit geval niet beperkt zijn tot de commerciële waarde van die verplichting, aangezien in cassatie niet is bestreden dat bij de beantwoording van de vraag welk deel van de overdrachtsprijs kan worden toegerekend aan het ondernemingsvermogen van de BV, in dit geval rekening mag worden gehouden met enige buffer voor het geval zich een slecht scenario zal manifesteren.”