Een geheimhoudingsplicht hoeft het verstrekken van inlichtingen aan de Tweede en Eerste Kamer niet in de weg te staan. Dat schrijft minister Kajsa Ollongren als antwoord op de vraag hoe de inlichtingenplicht van artikel 68 Grondwet zich verhoudt tot de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR ten aanzien van fiscale gegevens.
Wanneer een informatieverzoek van de Kamer betrekking heeft op informatie waarop een wettelijke geheimhoudingsplicht rust, zoals de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR, dient in ieder specifiek geval een belangenafweging te worden gemaakt tussen het belang van het parlement bij inlichtingen en het belang van betrokkenen bij geheimhouding.
De informatievoorziening aan de Kamer wordt – naast de actieve inlichtingenplicht op basis van de ministeriële verantwoordelijkheid in artikel 42 Grondwet – beheerst door artikel 68 Grondwet, ook wel bekend als de inlichtingenplicht. Op verzoek van de gehele Kamer of één van de Kamerleden verstrekken bewindslieden informatie aan de Kamer, tenzij het belang van de staat zich daartegen verzet. Artikel 68 Grondwet is één van de pijlers van het parlementair democratisch stelsel.
‘Het parlement kan zijn controlerende taak immers niet goed uitoefenen indien het niet over de daarvoor noodzakelijke informatie beschikt’, aldus de minister. ‘De fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR verplicht een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de belastingwetgeving tot geheimhouding van gegevens die in het kader van de heffing of inning van de belastingen zijn verkregen. Een belastingplichtige (natuurlijke persoon of rechtspersoon) moet erop kunnen vertrouwen dat zijn vaak vertrouwelijk verstrekte informatie niet anders wordt gebruikt dan voor het doel waarvoor deze is verstrekt. De geheimhouding zorgt daarnaast voor bescherming van persoonsgegevens en draagt bij aan de naleving van fiscale regelgeving door belastingplichtigen.’
Niet algemeen
Wanneer een informatieverzoek van de Kamer ziet op informatie waarop een wettelijke geheimhoudingsplicht rust, zoals bijvoorbeeld de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR, dient in elk specifiek geval een belangenafweging te worden gemaakt tussen het belang van het parlement bij inlichtingen en het belang van betrokkenen bij geheimhouding. Een geheimhoudingsplicht staat niet per definitie in de weg aan verstrekking van de informatie aan de Kamers. In het algemeen verzet een geheimhoudingsplicht zich tegen openbare informatieverstrekking aan het parlement, omdat daardoor de informatie alsnog openbaar wordt.
Van geval tot geval
Van geval tot geval dient een belangenafweging te worden gemaakt of de informatie kan worden verstrekt en in voorkomend geval ook over de wijze van verstrekking. Over de mogelijkheid van de Europese Commissie (Commissie) om fiscale gegevens in te zien, deelt de minister het volgende mee: ‘Op grond van de zogeheten Procedureverordening3 kan de Commissie een onderzoek instellen in het kader van haar toezicht op de naleving van het verbod op staatssteun. De Commissie kan in dat kader de lidstaten verzoeken om informatie als zij vermoedt dat er sprake is van onrechtmatige staatssteun aan een individuele onderneming of aan een bepaalde sector. De lidstaten zijn gehouden de gevraagde informatie te verstrekken en aan een dergelijk onderzoek mee te werken op grond van het in het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginsel van loyale samenwerking en van de Procedureverordening.’
Verzoenen
Deze verordening werkt volgens de minister rechtstreeks in de lidstaten; nationale wetgeving die informatieverstrekking aan de Europese Commissie in de weg staat – zoals in dit geval de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR – wordt vanwege het feit dat de Europese verordening voorrang heeft boven de nationale wet, buiten beschouwing gelaten. ‘Indien de Commissie in een besluit de verstrekte, vertrouwelijke informatie openbaar wil maken, dient zij twee juridische verplichtingen te verzoenen. Het betreft de verplichting om overeenkomstig artikel 296 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) haar beschikkingen te motiveren en om erop toe te zien dat haar beschikking alle essentiële elementen bevat waarop deze gebaseerd is, en de verplichting om geheimhouding in acht te nemen op grond van artikel 339 VWEU en artikel 30 van de Procedureverordening. De regels met betrekking tot de geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun zijn nader uitgewerkt in de Mededeling van de Commissie over geheimhouding bij staatssteunbeslissingen. Uit paragraaf 20 van die Mededeling volgt dat informatie die essentieel is voor het bewijs van staatssteun en de begunstigde daarvan, niet vallen onder de geheimhoudingsregels en zodoende dus wel openbaar kunnen worden gemaakt.’