Als de Belastingdienst voldoende feiten en omstandigheden aanvoert om te onderbouwen dat een rekening-courantschuld en lening van de zaak niet zullen worden afgelost, leidt dat volgens Gerechtshof Amsterdam tot de gerechtvaardigde conclusie dat de schuld het vermogen van de BV heeft verlaten.
Dat was de kern van een arrest in de zaak van een dga, die zijn rekening-courantschuld aan een vennootschap liet oplopen tot bijna13 miljoen en het grootste deel daarvan omzette in een lening van € 11 miljoen. Met instemming van de fiscus werd afgesproken dat de lening na uiterlijk vijf jaar zou worden afgelost, om te voorkomen dat sprake zou zijn van een winstuitdeling in 2002. Bij verkoop van een ‘domaine’ in Frankrijk zou de verkoopopbrengst worden gebruikt om de lening gedeeltelijk af te lossen. Bij niet nakoming van enige bepaling uit de overeenkomst van geldlening kon de vennootschap de lening in zijn geheel opeisen.
Landgoed verkocht
En dat laatste – niet nakomen van afspraken – was precies wat gebeurde. Het Hof constateerde dat het Franse landgoed werd verkocht voor bijna €4,5 miljoen, maar dat de opbrengst niet werd ingezet om de lening af te lossen. De DGA maakte het geld wel over naar de vennootschap haalde hij het bedrag weer terug en leende daarvan zelfs nog een deel uit. Daarmee werden de voorwaarden van de lening geschonden en werd de lening direct opeisbaar. Maar dat liet de vennootschap na. De inspecteur interpreteerde dit, net zoals het Hof, als winsuitdeling en daarmee als een definitieve vermogensverschuiving.