Er staan behoorlijk wat wijzigingen op stapel. Sinds 2010, toen de plaats van dienst ingrijpend wijzigde, hebben er nauwelijks meer forse wijzigingen plaatsgevonden. Maar het is weer zover. Er gaat flink wat op de schop. Niet alleen per 1 januari 2019, maar ook voor de jaren daarna! Een samenvatting van de belangrijkste wijzigingen ingedeeld per voorzien ingangsjaar. BTW-specialist Marja den Oetelaar geeft een overzicht.
Wijzigingen in 2019
Per 1 januari: het verlaagde tarief van 6% gaat naar 9%. Dit verlaagde tarief geldt voor onder meer eten en drinken (behalve voor alcoholische dranken), geneesmiddelen, boeken, bloemen, gelegenheid geven tot sportbeoefening, reparatie van fietsen, overnachtingen in hotels, de diensten van kappers en het schilderen van woningen. Om ondernemers niet met extra administratieve lasten op te zadelen, zal de Belastingdienst niet naheffen op prestaties die in 2019 plaats zullen vinden, maar al in 2018 zijn betaald.
Per 1 januari: er komt een nieuwe regeling voor vouchers. Denk daarbij aan cadeaubonnen, bioscoopbonnen, restaurantbonnen, telefoonkaarten en toegangskaartjes. Verschil wordt gemaakt tussen vouchers voor enkelvoudig en voor meervoudig gebruik. Van een voucher voor enkelvoudig gebruik is sprake als direct bij uitgifte bekend is welk EU-land heft en hoeveel BTW verschuldigd is. Als dit niet vaststaat, is er sprake van een voucher voor meervoudig gebruik. Bij een enkelvoudige voucher moet de BTW worden betaald bij uitgifte/verkoop. Bij een meervoudige voucher pas bij inwisseling.
De sportvrijstelling wijzigt. Met ingang van 1 januari 2019 is de sportvrijstelling ook van toepassing op het gelegenheid geven tot sportbeoefening aan niet-leden. Tot op heden waren alleen verenigingen vrijgesteld omdat verenigingen leden hebben. Door de vrijstelling uit te breiden naar niet-leden, worden ook sportstichtingen en gemeenten die gelegenheid geven tot sportbeoefening vrijgesteld voor de heffing van BTW. De vrijstelling is niet van toepassing indien er winst wordt beoogd.
Ondernemers die digitale diensten verlenen aan particulieren die in andere landen van de EU wonen, moeten nu de BTW afdragen aan het land waar die particulier woont. Gelukkig kan deze BTW via een speciale aangifte (MOSS-aangifte) worden aangegeven en voldaan. Vanaf 1 januari mogen ondernemers die voor minder dan € 10.000 per jaar aan digitale diensten verlenen aan particulieren in andere landen van de EU ervoor kiezen om Nederlandse BTW aan te geven en af te dragen. Daarnaast hoeft er nog maar één bewijsstuk te worden aangeleverd van de woonplaats van de particulier. Dit geldt alleen als de omzet per jaar van digitale diensten aan particulieren in andere EU landen minder dan € 100.000 bedraagt.
Het nultarief op de levering en bevoorrading van zeeschepen en diensten aan die schepen wordt vanaf 1 januari 2019 aangepast. Deze schepen moeten dan voor ten minste 70% daadwerkelijk worden gebruikt voor de vaart op volle zee. Het ministerie van Financiën is bezig met de wijziging van Tabel II. De wijziging heeft onder meer gevolgen voor de Waddeneilanden.
Wijzigingen in 2020
De kleine ondernemersregeling wordt per 1 januari 2020 vervangen door een omzetgerelateerde vrijstelling. Wil een ondernemer deze vrijstelling al op 1 januari 2020 toepassen, dan moet hij voor 20 november 2019 een verzoek indienen. Als de ondernemer op jaarbasis voor minder dan € 20.000 aan omzet heeft die in Nederland aan de heffing van BTW is onderworpen, mag hij geen BTW vermelden op zijn facturen en heeft hij geen recht op aftrek van voorbelasting. De regeling gaat ook voor rechtspersonen gelden.
Op 1 januari 2020 zal een viertal ‘quick fixes’ plaatsvinden. Deze betreffen:
- Een vereenvoudiging voor call-off stock. Als een leverancier voorraad overbrengt naar zijn afnemer in een ander EU-land, maar de verkoper blijft eigenaar van de goederen totdat de koper de goederen uit de voorraad haalt, is er sprake van ‘call-off stock’. Met ingang van 2020 hoeft de verkoper zich niet te laten registreren in het land van afnemer. De meeste landen hebben nu al een vereenvoudiging voor call-off stock.
- Er komt een fictie waardoor het intracommunautaire vervoer eenvoudiger is toe te rekenen aan de verkoop tussen A en B dan wel aan de verkoop B en C bij ketentransacties.
- Er komen geharmoniseerde regels voor het bewijs van de toepassing van het nultarief bij intracommunautaire leveringen.
- Het BTW-identificatienummer van de afnemer en de rapportage in de Opgaaf ICP wordt een constitutief vereiste voor de toepassing van het nultarief bij intracommunautaire leveringen.
- EU-idstaten mogen een verlaagd tarief gaan invoeren op e-publicaties. Nederland zal dit doen. Het is nog niet duidelijk of dit al in 2020 zal gaan plaatsvinden.
- De reikwijdte van de koepelvrijstelling is beperkt door jurisprudentie van het Hof van Justitie. Het is nog niet duidelijk wanneer de door Nederland voorgestelde verruiming van de koepelvrijstelling nader wordt onderzocht.
Wijzigingen in 2021
De ondernemer die goederen verkoopt via zijn webwinkel hoeft zich niet langer te laten registreren in de landen waar hij de drempels voor afstandsverkopen heeft overschreden. De ondernemer die voor meer dan € 10.000 per jaar aan verkopen aan particulieren in andere EU-landen verricht, moet weliswaar de BTW van het land van de particulieren berekenen, maar mag deze buitenlandse BTW op een One-Stop Shop-(OSS) aangifte afdragen. Ook de buitenlandse BTW die een ondernemer verschuldigd is voor het verrichten van de op de B2B-hoofdregel uitgezonderde diensten kan op een OSS-aangifte worden afgedragen. De vrijstelling op invoer van goederen met een geringe waarde (€ 22) wordt afgeschaft en zal worden vervangen door een speciaal vereenvoudigd invoerregime voor zendingen tot € 150.
Wijzigingen per 1 juli 2022
Er komt een nieuw BTW-systeem voor verkopen aan ondernemers binnen de EU. Als nu goederen worden geleverd aan een ondernemer in een ander EU-land, is dat een intracommunautaire levering. Deze is belast in het land van vertrek van de goederen met 0% BTW. De afnemer geeft een intracommunautaire verwerving in het land van aankomst van de goederen aan. Met ingang van 1 juli 2022 moet de ondernemer de BTW van het land van aankomst berekenen aan zijn afnemer.
Stel dat een Nederlands bedrijf goederen verkoopt aan een Belgisch bedrijf. Vanaf 1 juli 2022 moet het Nederlandse bedrijf nagaan welk tarief in België van toepassing is op de goederen en moet het ook daadwerkelijk Belgische BTW berekenen aan zijn Belgische afnemer. Deze Belgische BTW zou dan via een OSS-aangifte in Nederland kunnen worden aangegeven en betaald. Alleen als de afnemer als een ‘Certified Taxable Person’ is aan te merken, zou de heffing van de BTW van het bestemmingsland naar hem worden verlegd. Veel lidstaten, waaronder Nederland, zijn tegen de invoering van dit concept. Het is daarom de vraag of het idee van de ‘Certified Taxable Person’ het gaat halen.