Voorwaarden toepassen zorgvrijstelling vpb
Om de zorgvrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste Wet Vpb 1969 te mogen toepassen, is het van belang dat er uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zorgwerkzaamheden worden verricht. Het komt er op neer dat voor ten minste 90% kwalificerende zorgwerkzaamheden als bedoeld in de zorgvrijstelling worden verricht (‘werkzaamhedeneis’).
Als het zorgverlenende lichaam geen publiekrechtelijk lichaam is, geldt er een tweede voorwaarde om de zorgvrijstelling te kunnen toepassen. De behaalde winst mag alleen worden aangewend ten behoeve van een op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel c Wet Vpb vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang (winstbestemmingseis). De winst moet voor zorgactiviteiten worden aangewend of ten behoeve van het maatschappelijke belang.
Bij een stichting moet er sprake zijn van vennootschapsbelastingplicht, wil er aan de toepassing van de zorgvrijstelling toegekomen worden. De stichting moet een onderneming drijven.
Zorgvrijstelling vpb bij zorg-bv
Als een stichting zorgverlenende activiteiten heeft, zal de toepassing van de zorgvrijstelling tot minder discussie leiden, dan wanneer er sprake is van een zorg-bv. In het laatste geval is het de vraag in hoeverre voldaan kan worden aan de winstbestemmingseis. Uit het besluit blijkt dat een zorg-bv de zorgvrijstelling mag toepassen, als zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Zo moet uit de statuten blijken dat de zorg-bv werkzaamheden verricht als bedoeld in de zorgvrijstelling. Er moet een meervoudig bestuur zijn en een onafhankelijk toezichthoudend orgaan. Aan de aandeelhouder worden ook eisen gesteld, natuurlijke personen kwalificeren niet. Wel lichamen van publiekrechtelijke aard, een ANBI of een stichting die aan bepaalde voorwaarden voldoet. De winstbestemmingseis moet in de statuten zijn vastgelegd en een statutenwijziging mag alleen mogelijk zijn na toestemming van het onafhankelijke toezichthoudende orgaan.
Als een lichaam niet voldoet aan de voorwaarden om de zorgvrijstelling toe te passen, maar eerder wel een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met de Belastingdienst over de toepassing van de zorgvrijstelling, wordt er tot 31 december 2020 de tijd gegeven om te voldoen aan de voorwaarden.
Uitspraak rechter over toepassing zorgvrijstelling vpb bij zorg-bv
In een recente uitspraak is de rechter ingegaan op de toepassing van de zorgvrijstelling bij een zorg-bv. Die zorg-bv had een natuurlijk persoon als uiteindelijke aandeelhouder. De zorg-bv voldeed mogelijk aan de hiervoor genoemde voorwaarden door de in statuten op te nemen dat de bv geen winstreserves zal uitkeren, zolang dat op grond van de wet- en regelgeving voor een instelling van medisch specialistische zorg niet is toegestaan. Na het beëindigen van de activiteiten zou de zorg-bv haar statuten kunnen wijzigen en de winstreserves aan de aandeelhouder kunnen uitkeren. Daarom vond de rechtbank dat er niet voldaan was aan de voorwaarden om de zorgvrijstelling toe te passen. Hieruit blijkt dat een goede redactie van de statuten van het zorglichaam van belang is. In het geval van een zorg-bv zal nagegaan moeten worden of wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, eerste lid aanhef en letter c Wet Vpb 1969 jo artikel 4 UB Vpb .
In het beleidsbesluit staat ook dat de winstbestemmingseis zowel voor de jaarwinst als voor het liquidatiesaldo van het lichaam geldt. Dit is in lijn met de hiervoor genoemde uitspraak. Overigens is er beroep aangetekend, het is dus afwachten of een rechter in hogere instantie tot dezelfde conclusie komt.
Het beleidsbesluit is een welkome aanvulling voor de praktijk. Op dit moment is het lastig om de toepassing van de zorgvrijstelling vpb af te stemmen met de Belastingdienst. Met de in dit beleidsbesluit opgenomen toelichting, verwacht ik dat het de afstemming met de Belastingdienst zal vereenvoudigen.
Ewoud de Ruiter is fiscaal jurist en directeur van 3RRR Belastingadviseurs bv.