Een echtpaar dat jarenlang hun vermogen op Belgische bankrekeningen van Dexia Bank en KBC voor de fiscus verborgen hield kan geen aanspraak maken op de inkeerregeling, oordeelt de rechtbank Gelderland. Twee anonieme meldingen van de intentie tot vrijwillige verbetering die hun advocaat aan de Belastingdienst stuurde zijn daarvoor niet voldoende. Ook een verzendbewijs zonder datum en stempel van het postbedrijf van een aangetekende brief die de advocaat in 2012 aan de inspecteur gestuurd had waarin wel namen werden genoemd voldeed volgens de rechtbank niet.
In de aangiften IB/PVV over de jaren 2004 tot en met 2012 gaf het stel het vermogen op de Belgische rekeningen niet op. In hun aangifte over 2013 deden ze dat wel, waarop de fiscus in het kader van het project ‘vermogen in het buitenland (stille inkeer)’ om nadere informatie over de rekeningen vroeg. Die gaf het echtpaar, waarop navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente/belastingrente werden opgelegd over de jaren dat de Belgische rekeningen waren verzwegen.
Het echtpaar tekende daar bezwaar tegen aan, maar de rechtbank gaat daar niet in mee. Aan de eerste twee (anonieme) meldingen gaat de rechter voorbij omdat daarin geen namen worden genoemd. Over de aangetekende brief waarin wel namen worden genoemd overweegt de rechtbank dat de inkeermelding de Belastingdienst dient te hebben bereikt om te kunnen spreken van inkeer. ‘Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in het licht van de gemotiveerde betwisting door verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de brief van 27 februari 2012, is verzonden aan en ontvangen door verweerder, zodat daarmee geen (begin van) inkeer heeft plaatsgevonden. De enkele overlegging van een verzendbewijs volstaat in dit geval niet om de daadwerkelijke correcte verzending van de brief van 27 februari 2012 aannemelijk te maken. Het verzendbewijs bevat immers geen datum en geen stempel van PostNL (destijds TNTpost) waaruit volgt dat het stuk daadwerkelijk ter verzending is aangeboden. Bovendien is geen track & trace informatie overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de brief daadwerkelijk correct is verzonden en (op regelmatige wijze) aan het adres van verweerder is aangeboden. Bij de beoordeling van de overige beroepsgronden neemt de rechtbank daarom tot uitgangspunt dat niet is ingekeerd.’
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2019:459