Renteberekening heeft niet de essentiële kenmerken van een omzetbelasting, oordeelt het Gerechtshof Amsterdam. Rente wordt niet berekend over de omzet, maar over de nageheven belasting en van een verkapte vorm van omzetbelasting is dan ook geen sprake.
Een ondernemer spande een zaak aan over een door de inspecteur opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting. De ondernemer verleende vanaf 2008 managementdiensten aan een andere bv. In onderling overleg was in 2009 besloten om minder te declareren dan in de managementovereenkomst overeen was gekomen. In 2014 wilden de partijen de achterstallige managementvergoeding van € 251.986 omzetten in aandelenkapitaal. De naheffingsaanslag werd opgelegd nadat de inspecteur was gevraagd wat de fiscale gevolgen van de constructie zijn.
Verkapte vorm van omzetbelasting die blijft drukken
De rechtbank Noord-Holland oordeelde eerder dat de naheffingsaanslag terecht was. In hoger beroep draaide het alleen nog om de vraag of de heffings- en belastingrente terecht in rekening is gebracht. De ondernemer stelde zich onder andere op het standpunt dat heffings-en belastingrente bij naheffingsaanslagen omzetbelasting in strijd zijn met het communautaire btw-stelstel. ‘Met haar eerste grief refereert belanghebbende aan het aan de Btw-richtlijn ten grondslag liggende beginsel dat omzetbelasting die in rekening wordt gebracht aan andere ondernemers, in beginsel niet behoort te drukken’, vatte het Hof samen. ‘Dit beginsel wordt gerealiseerd middels het zogenoemde vooraftrekrecht, zoals ook neergelegd in art. 15 van de Wet OB. Belanghebbende beschouwt de haar in rekening gebrachte rente als een verkapte vorm van omzetbelasting die – in strijd met hiervoor beschreven beginsel – op haar blijft drukken.’
Omzetbelasting versus heffingsrente
Het Gerechtshof gaat echter niet mee in die stellingname. ‘Ter toelichting dient dat omzetbelasting een belasting is ter zake van het verrichten van leveringen en/of diensten in Nederland, welke door een als zodanig handelend ondernemer onder bezwarende titel worden verricht. De maatstaf van heffing is de ter zake van de prestatie ontvangen vergoeding. Het doel van de renteregeling is belastingplichtigen rente te vergoeden als zij op teruggaven van belasting hebben moeten wachten. Als tegenhanger wordt in bepaalde situaties, indien er aanleiding is voor het opleggen van een naheffingsaanslag, aan belastingplichtigen rente in rekening gebracht. De heffingsrente heeft als doel de niet genoten rente (bij een bank) door belastingplichtige dan wel de schatkist te compenseren (zie HR 8 december 1993, BNB 1994/51). In overweging 3.5 van genoemd arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat heffingsrente geen boete is, zodat voor het in rekening brengen van heffingsrente, anders dan belanghebbende betoogt, niet van belang is of het al dan niet aan de schuld of nalatigheid van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting op aangifte is voldaan.’
Niet de essentiële kenmerken
‘Uit het voorgaande volgt dat de renteberekening niet de essentiële kenmerken heeft van een omzetbelasting; rente wordt niet berekend over de omzet maar over de nageheven belasting. Van een verkapte vorm van omzetbelasting is dan ook geen sprake. Aan toetsing aan het communautaire btw-stelstel, zoals belanghebbende voorstaat, wordt reeds daarom niet toegekomen.’
Uitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2018:4923