De Wet spoedreparatie fiscale eenheid, inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer, wordt niet zomaar aangenomen door de senaat. De CDA-fractie in de Eerste Kamer wil eerst antwoorden van staatssecretaris Snel op een aantal praktische knelpunten.
Met de wet moet worden geregeld dat Nederland belastingvoordelen die voorheen alleen golden voor ondernemingen in Nederland ook toekent aan ondernemingen in Nederland met dochtervennootschappen in andere landen van de Europese Unie. De Nederlandse fiscale regeling voor aftrekbare rente van leningen tussen moeder- en dochterbedrijven is volgens het Hof in strijd met de EU-regels. Afgelopen maand is het wetsvoorstel aangenomen door het parlement, maar in de Eerste Kamer is er nog discussie, ondanks dat het voorstel als hamerstuk op de agenda stond. Vragen van de CDA-fractie hebben het afhameren nu uitgesteld.
Terugwerkende kracht ter discussie
De fractie zet vraagtekens bij de terugwerkende kracht van het wetsvoorstel. ‘De vraag of in algemene zin aan belastende maatregelen al dan niet terugwerkende kracht mag worden verleend, is meerdere malen aan de orde geweest in het gemeen overleg tussen regering en parlement.’ Dat zou alleen bij bijzondere omstandigheden mogen, bijvoorbeeld wanneer belastingplichtigen vooruitlopend op de invoering hun gedrag aanpassen om fiscaal maximaal voordeel te halen. ‘Nu de Hoge Raad pas in zijn arrest van 19 oktober 20187 een oordeel heeft gegeven over de situatie waarin het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid voorziet, is de stelling dat reeds vóór dat moment sprake kan zijn van aanmerkelijke aankondigingseffecten niet goed houdbaar.’ Bovendien vindt het CDA dat de vrees voor een omvangrijk oneigenlijk gebruik of misbruik geen rechtvaardiging vormt voor het toepassen van terugwerkende kracht.
Maatregel nog niet duidelijk
Daarnaast was de maatregel op de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2018 nog niet voldoende kenbaar. ‘Het op 25 oktober 2017 door het Ministerie van Financiën uitgebrachte persbericht en de op diezelfde dag aan de Eerste en Tweede Kamer verstuurde brieven schetsen slechts de contouren van de reparatiemaatregelen en daarmee werd onvoldoende kenbaar hoe
de maatregelen concreet vormgegeven zouden worden.’
Een ander probleem is dat de 300.000 in fiscale eenheid gevoegde entiteiten vanaf de uitspraak van het Europese Hof rekening rekening moesten houden met twee regimes, aldus de senaatsfractie van de christendemocraten. ‘Namelijk: het geldende regime zoals geregeld in de wet én het aangekondigde regime (waarvan op dat moment nog slechts de contouren waren geschetst). In feite was de aangekondigde terugwerkende kracht voorwaardelijk, iets dat nog niet eerder is
voorgekomen en naar de mening van de leden van de CDA-fractie in vergaande mate afbreuk doet aan het vertrouwen dat belastingplichtigen aan bestaande wetgeving mogen ontlenen.’
Nadelige gevolgen voor bonafide bedrijven
Bedrijven de onder het huidige regime bonafide transacties zijn aangegaan, zouden achteraf geconfronteerd kunnen worden met nadelige financiële gevolgen die zij niet hadden kunnen. Daarvoor zou een oplossing moeten komen, vinden de vragenstellers. Ze willen ook een opgave van de structurele derving wanneer het wetsvoorstel niet wordt aangenomen of later zou ingaan.
Compenserendeheffingstoets
Naast deze bezwaren heeft de CDA-fractie ook nog wat inhoudelijke vragen. Zo willen ze weten wie nu precies de zogeheten bijtelpost bij een interne lening moet opvoeren: de debiteur of de crediteur. Ook vindt de fractie dat de wet ertoe leidt dat de belastingplichtige zowel in binnenlandse als buitenlandse (EU-)situaties altijd aan het kortste eind trekt.
Een praktische vraag is nog steeds niet beantwoord, vervolgen de vragenstellers: ‘Dat betreft de toepassing van de compenserendeheffingstoets op basis van het spoedreparatieregime bij een interne lening tussen twee gevoegde maatschappijen. In de literatuur is daar ook op gewezen. De leden van de fractie van het CDA zouden graag van u vernemen of aan de compenserendeheffingstoets wordt voldaan als dochtermaatschappij A een geldlening heeft verstrekt aan dochtermaatschappij B, welke lening op basis van het spoedreparatieregime in beginsel onder het bereik van art. 10a Wet VPB 1969 valt, en welke lening verstrekt is op een tijdstip waarop de fiscale eenheid waartoe A en B behoren nog beschikt over verliezen uit het verleden die niet als voorvoegingsverliezen zijn aan te merken. Moet dan voor de toepassing van de compenserendeheffingstoets er vanuit worden gegaan dat die verliezen toerekenbaar zijn aan M, in welk geval de verliezen niet tot gevolg kunnen hebben dat geen sprake is van een compenserende heffing? Of moet dan worden beoordeeld voor welk bedrag de verliezen van de fiscale eenheid toerekenbaar zijn aan A, de gevoegde crediteur, in welk geval de verliezen in zoverre wel tot de conclusie kunnen leiden dat geen sprake is van compenserende heffing? De leden van de CDA-fractie zien uit naar een helder en duidelijk antwoord.’
Onderworpenheidstoets
Opheldering willen de senaatsleden ook over de manier waarop Snel de toepassing van de onderworpenheidstoets heeft uitgelegd. ‘Moeten de leden van de CDA-fractie uit deze passage afleiden dat u van mening bent dat het feit dat binnen de fiscale eenheid interne transacties fiscaal nonexistent zijn, geen ‘stelselafwijking’ behelst? Zou u helderheid willen scheppen over de toepassing van de onderworpenheidstoets in relatie tot interne transacties?’
Praktische uitvoerbaarheid
Ten slotte komt de CDA-fractie ook terug op de praktische uitvoerbaaheid van de reparatie: ‘In het kader van een toets op de uitvoeringstoetsen zou de conclusie kunnen zijn dat de voorgestelde reparatiemaatregelen niet of op zijn minst moeilijk uitvoerbaar zijn door de Belastingdienst. Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens dat dit wetsvoorstel vanuit een oogpunt van uitvoerbaarheid de toets der kritiek niet kan doorstaan?’