Staatssecretaris Snel (Financiën) is niet van plan om de Wet spoedreparatie fiscale eenheid een jaar later in te laten gaan. Hij antwoordt dat op vragen van de Eerste Kamerfractie van het CDA.
De CDA-leden wilden nogmaals weten of de situatie wel zo uitzonderlijk is dat invoering met terugwerkende kracht gerechtvaardigd is. ‘Al bij de aankondiging van de spoedreparatiemaatregelen op 25 oktober 2017 is aangegeven dat de terugwerkende kracht noodzakelijk is vanwege ongewenste uitholling van de belastinggrondslag en vanwege de budgettaire derving. Het gaat dus nadrukkelijk om het samenstel van die redenen.’ Snel rekent nogmaals voor dat verschuiving van de ingangsdatum naar 1 januari 2019 de schatkist € 100 miljoen kost. ‘Het kabinet beschouwt een dergelijke inkomstenderving als substantieel en stelt vast dat het daarmee een jaar langer ongewenste grondslaguitholling mogelijk zou maken.’ Daarom is beperking van de terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 voor het kabinet niet aan de orde. ‘Het kabinet benadrukt dat de reden daarvoor niet uitsluitend is gestoeld op de wens om de structurele budgettaire derving te voorkomen, maar juist op de combinatie van twee factoren die deze wijze van reparatie naar de mening van het kabinet noodzakelijk maakt.’
Renteaftrekbeperking levert niets op
De CDA-leden hadden de suggestie gedaan dat opname van de renteaftrekbeperking van artikel 13l Wet Vpb 1969 in de spoedreparatiemaatregelen zou leiden tot een aanzienlijke opbrengst. ‘De toepassing van deze renteaftrekbeperking als ware er geen fiscale eenheid kan er weliswaar in voorkomende gevallen toe leiden dat deze renteaftrekbeperking van toepassing wordt, terwijl dat zonder dit wetvoorstel niet het geval zou zijn. Het omgekeerde kan echter ook, dat wil zeggen dat als gevolg van dit wetsvoorstel in bepaalde gevallen deze renteaftrekbeperking niet of in beperktere mate toepassing vindt. Doordat voor de toepassing van deze renteaftrekbeperking als ware er geen fiscale eenheid ook alle deelnemingsverhoudingen binnen fiscale eenheid zichtbaar worden, is de hoogte van de verkrijgingsprijs van de deelnemingen bij de aandeelhouder van invloed op de omvang van het eigen vermogen van de aandeelhouder voor de toepassing van deze bepaling. In bepaalde gevallen kan dat tot gevolg hebben dat het eigen vermogen van de aandeelhouder toeneemt. De toename van het eigen vermogen kan onder omstandigheden leiden tot een lagere deelnemingsschuld. Ook heeft het wetsvoorstel tot gevolg dat de franchise van € 750.000 per maatschappij moet worden toegepast. In die gevallen kan de toepassing van deze renteaftrekbeperking als ware er geen fiscale eenheid leiden tot een lager bedrag aan rente dat in aftrek wordt beperkt dan het geval zou zijn zonder dit wetsvoorstel. Het voorgaande is inherent aan een consequente toepassing van de spoedreparatiemaatregelen uit dit wetsvoorstel. Vanwege deze tegengestelde effecten wordt daarom met dit wetsvoorstel met betrekking tot de renteaftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente per saldo geen opbrengst behaald.’
Uitholling
Een andere vraag was of de renteaftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente niet buiten het bereik van het wetsvoorstel kan blijven. ‘Ook deze renteaftrekbeperking behoort tot de waarschijnlijk meest kwetsbare bepalingen waarbij de per-elementbenadering de beoogde werking van deze bepaling zou kunnen doorkruisen’, aldus Snel. ‘Het niet-meenemen van artikel 13l Wet Vpb 1969 met de spoedreparatie zou leiden tot ongewenste uitholling van de Nederlandse vennootschapsbelastinggrondslag.’
Verliezen voor 2018
De CDA-leden wilden een bevestiging dat de spoedreparatiemaatregel niet tot gevolg heeft dat wordt teruggekomen op verliezen die vóór 1 januari 2018 al zijn verrekend. Maar die wil Snel niet geven. ‘De praktijk blijkt regelmatig zodanig complex en te weerbarstig om het gevraagde ongeclausuleerd te bevestigen.’