Een poging van een vrouw om de tijdelijk verruimde vrijstelling schenkbelasting van toepassing te laten zijn op een door haar in 2014 ontvangen schenking hield onlangs geen stand bij de rechtbank Noord-Nederland.
De vrouw kreeg op 18 november 2013 een bedrag van 20.300 euro geschonken en deed met succes een beroep op de tijdelijk verruimde vrijstelling. Op 4 juli 2014 kreeg ze opnieuw een bedrag geschonken van dezelfde schenker, dit keer 20.390 euro. De vrouw gebruikte het geld voor aflossing van de hypotheek.
Bij de rechtbank Noord-Nederland was vervolgens de aanslag schenkbelasting in geschil die ze kreeg opgelegd over de laatste schenking. Het geschil spitste zich toe tot het antwoord op de vraag of de inspecteur op goede grond het beroep van de vrouw op toepassing van de in artikel 33a van de Successiewet (SW, tekst 2014) opgenomen tijdelijke verruimde vrijstelling niet heeft gehonoreerd.
De fiscus stelde dat de vrouw gelet op de vrijstelling voor de in 2014 ontvangen schenking geen beroep meer kan doen op de verruimde vrijstelling. De vrouw stelde dat de vrijstelling wel van toepassing is omdat -kort gezegd- uit de Memorie van Toelichting (MvT) volgt dat de eenmalig verhoogde vrijstelling gedurende de gehele periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2014 aangevuld mag worden tot € 100.000.
De rechtbank wijst er echter in de uitspraak op dat in artikel 33a van de SW (tekst 2014) expliciet is vermeld dat ‘voor één kalenderjaar’, onder de daarbij vermelde voorwaarden, de ingevolge de in artikel 33 van de SW vrijgestelde bedragen worden verhoogd tot € 100.000. Artikel 33a van de SW is ingevoerd bij Wet van 18 december 2013 en werkt terug tot en met 1 oktober 2013 (Belastingplan 2014, Stb. 2013, 565 en artikel XXXVII, vierde lid). Uit die bepaling volgt derhalve dat de verruimde vrijstelling geldt voor één kalenderjaar. De rechtbank kan ook niet inzien dat uit de MvT zou volgen dat er gedurende de gehele periode van oktober 2013 tot en met december 2014 schenkingen tot € 100.000 zouden mogen plaatsvinden.