Een man die fulltime werkt bij de overheid, kan geen zelfstandigenaftrek berekenen voor een eigen bedrijf waarin hij louter studie-uren heeft gestoken. Dat oordeelt het gerechtshof in Amsterdam.
Een werknemer van een overheidsinstantie start in 2013 een bedrijf en schrijft dat twee jaar later weer uit. Over 2014 dient hij een IB-aangifte in waarin hij zelfstandigen- en startersaftrek in mindering brengt. Hij geeft voor zijn onderneming geen resultaat, kosten of investeringen aan. De Belastingdienst corrigeert de aangifte: de man heeft geen recht op de aftrek; later wordt ook de MKB-vrijstelling gecorrigeerd.
Is studie bron van inkomen?
De man gaat naar de rechter: hij heeft een bron van inkomen gehad uit zijn bedrijf, dat is winst uit onderneming en hij heeft daarom recht op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, zo betoogt hij. De rechter oordeelt dat niet ter discussie staat dat hij deelneemt aan het economisch verkeer en het oogmerk heeft om voordeel te behalen. De derde voorwaarde om uit te gaan van ‘bron van inkomen’ is de voordeelsverwachting. Die was er niet, aldus de fiscus. De rechter overweegt dat de bedrijfsactiviteiten in 2013 tot en met 2015 steeds tot negatieve resultaten hebben geleid. Bovendien heeft de man nooit klanten gehad. Hij heeft zijn tijd aan studie besteed. ‘Nu eiser heeft erkend dat hij met zijn activiteiten nooit enige omzet heeft behaald, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een objectieve voordeelsverwachting. Dit betekent dat de activiteiten van eiser niet als bron van inkomen kunnen worden aangemerkt.’
De man is het er niet mee eens en tekent beroep aan. Ook het gerechtshof geeft hem echter geen gelijk. ‘Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat […] geen sprake is van de (objectieve) verwachting dat belanghebbende met de door hem verrichte activiteiten, die uitsluitend bestonden uit zelfstudie en het thuis oefenen met een grafisch vormgevers-programma, in de toekomst redelijkerwijs voordeel kon behalen.’ Het hof merkt nog op dat het nog maar de vraag is of de studieactiviteiten voldoen aan het bronvereiste dat moet worden deelgenomen aan het economische verkeer.
Gesprek Belastingtelefoon kan niet baten
Dat de Belastingtelefoon had verteld dat opleidingsuren ook konden worden meegeteld als aan de onderneming bestede uren en dat het niet nodig zou zijn om inkomsten te genereren, kan niet gelden als opgewekt vertrouwen. De man heeft niet aannemelijk gemaakt wie hij heeft gesproken en wat er is verteld, aldus het hof. ‘Bovendien geldt dat het gestelde telefoongesprek, naar het hof aannemelijk acht, plaatsvond in het kader van de voorlichtende taak van de Belastingdienst. In een dergelijke situatie geldt voor een te slagen beroep op het vertrouwensbeginsel dat de belastingplichtige ten gevolge van de uitlating waaraan hij vertrouwen ontleent in een nadeliger positie is komen te verkeren (dispositie-eis). Dat aan deze voorwaarde is voldaan, acht het hof niet aannemelijk.’
Uitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2019:2248