Een tandarts die met zijn tandartsenpraktijk klant was van het Amsterdamse NAHV Accountants heeft tot aan het Gerechtshof Den Haag geprocedeerd omdat hij vond dat zijn voormalige accountant flink tekort is geschoten. Tevergeefs, want in navolging van de rechtbank oordeelde ook het Hof onlangs dat NAHV niets te verwijten valt.
Zorgplicht
De tandarts en NAHV kwamen in 2006 overeen dat NAHV de jaarrekeningen op zou gaan stellen en de belastingaangiftes zou gaan verzorgen voor de tandarts. Daarvoor had belastingadvieskantoor Lew&Lew dat gedaan. Er ontstond echter al snel onenigheid tussen beide partijen, nadat de fiscus aangiften van de tandarts van voor 2006 corrigeerde. Aan zijn vorderingen bij de rechtbank legde de tandarts – samengevat – ten grondslag dat NAHV niet aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan. NAHV had aanleiding om fouten in de door L&L opgestelde belastingaangiftes over de jaren 2001-2002 te signaleren, voerde de tandarts aan. Dit betrof een kennelijke fout en die fout had voor NAHV aanleiding moeten zijn om de door L&L gedane aangiftes van 2001-2002 opnieuw te bekijken en waar nodig te herstellen. Ook was NAHV er volgens de tandarts ten onrechte van uitgegaan dat het woonrecht van zijn voormalige echtgenote betrekking had op een voormalige echtelijke woning. Als NAHV ermee rekening had gehouden dat het ging om een woning van de tandarts zelf en niet om de echtelijke woning, dan had dit voor hem tot een lagere belastingheffing geleid. De schade die de tandarts daardoor leed diende NAHV volgens hem te vergoeden. Ook had NAHV ten onrechte niet de maximale aftrek met betrekking tot de studiekosten van zijn kinderen weten te bereiken over de jaren tot 2007, voerde de tandarts aan. De hierdoor geleden schade diende NAHV eveneens te vergoeden. Daarnaast vorderde hij terugbetaling van twee door hem betaalde facturen wegens wanprestatie. De rechtbank wees de vorderingen van van de tandarts echter allemaal af.
Hoger beroep: spontane advisering?
Ook bij het Hof heeft de tandarts geen succes. In de eerste plaats geldt dat de tandarts onvoldoende heeft toegelicht dat tussen hem en NAHV is overeengekomen dat NAHV hem over de fiscale consequenties van een aanvullend echtscheidingsconvenant zou adviseren, spreekt het Hof uit. Dat hierover “spontaan” zou moeten worden geadviseerd door NAHV is eveneens onvoldoende toegelicht, in het licht van het feit dat een andere adviseur betrokken was bij het opstellen van het aanvullend echtscheidingsconvenant. Dat kwam al in 2003 tot stand, ruim voordat de tandarts in 2006 NAHV inschakelde.
Belastingaangiften
Verder spitst de uitspraak zich vooral toe op de verwijten over de belastingaangiften. Daarover spreekt het Hof uit dat onweersproken vaststaat dat ten aanzien van de inkomstenbelasting over de jaren 2001 en 2002 een vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen de inspecteur en de tandarts. Deze vaststellingsovereenkomst, die is gesloten voordat de tandarts NAHV had ingeschakeld, is naar zijn aard bestemd om aan een geschil tussen de tandarts en de inspecteur over de jaren 2001/2002 een einde te maken. Dat ondanks het bestaan van deze vaststellingsovereenkomst alsnog (in 2006) een ambtshalve correctie zou plaatsvinden over de jaren 2001 en 2002 in verband met de wijze waarop de DGA-aandelen zijn gewaardeerd ligt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet voor de hand. Aangenomen moet immers worden dat bij de vaststellingsovereenkomst alle aspecten van de aangiftes over 2001 en 2002 zijn betrokken en dat de inspecteur daarom niet genegen was geweest één onderdeel daaruit te lichten ten faveure van de tandarts. De inspecteur is ook niet verplicht om tot ambtshalve herstel over te gaan.
Voor zover van NAHV al gevergd had kunnen worden dat zij in 2006 een verzoek tot ambtshalve herstel aan de inspecteur had gericht, zou hooguit aan de orde kunnen zijn dat de tandarts de kans heeft verloren dat de inspecteur dat verzoek zou hebben ingewilligd. De tandarts heeft echter niets aangevoerd omtrent de grootte van deze kans, althans niet (voldoende) gemotiveerd, en dus ook niet dat deze uitkomt boven een ondergrens van 10%. Hierop stuit een en ander af.