Werknemers die in de ene EU-lidstaat wonen en in een andere werken zijn vaak aanzienlijk meer of minder belasting over hun arbeidsinkomen kwijt dan werknemers die in dezelfde lidstaat wonen en werken. Dat onderscheid in fiscale behandeling van werknemers op grond van hun woonplaats is weliswaar verenigbaar met het huidige EU-recht, maar is niet wenselijk voor het functioneren van de gemeenschappelijke markt van de Europese Unie.
Dat stelt PwC-adviseur en promovendus Niek Schipper, die donderdag zijn proefschrift over de invloed van de woonplaats op de fiscale behandeling van grensoverschrijdende werknemers verdedigde aan de Universiteit Leiden. Als oplossing doet Schipper een voorstel voor nieuwe EU-wetgeving in de vorm van een richtlijn, waarin belastingneutraliteit wordt gecreëerd.
Individuele draagkracht
In het huidige internationale belastingrecht wordt door staten bij de belastingheffing van niet-inwoners, in tegenstelling tot inwoners, doorgaans weinig tot geen rekening gehouden met hun individuele draagkracht, constateert Schipper. Dit aangezien normaliter alleen voor inwoners rekening wordt gehouden met hun wereldwijde inkomen en belastingvoordelen in verband met de persoonlijke en gezinssituatie worden verleend (zoals belastingvrije sommen en andere persoonlijke aftrekposten).
Onderscheid in fiscale behandeling
Voor niet-inwoners wordt de belastingdruk in de regel slechts bepaald op basis van specifieke inkomsten die zij verwerven in de desbetreffende staat. Afhankelijk van de omstandigheden betalen niet-inwoners hierdoor potentieel aanzienlijk meer of minder belasting over hun arbeidsinkomen in vergelijking met hun directe collega’s die in de andere staat woonachtig zijn.
EU-recht
In het proefschrift wordt onderzocht in hoeverre dit onderscheid in fiscale behandeling van werknemers op grond van hun woonplaats verenigbaar is met het huidige EU-recht (geldend recht) en in hoeverre het zou moeten vervallen om het vrije verkeer van werknemers binnen de EU beter te laten functioneren (wenselijk recht). Op basis van jurisprudentieonderzoek wordt geconcludeerd dat het beschreven onderscheid op grond van de woonplaats van werknemers bij de huidige stand van het EU-recht als hoofdregel rechtmatig is, in de zin dat lidstaten bij niet-inwoners in beginsel in mindere mate rekening hoeven te houden met hun fiscale draagkracht dan bij inwoners (geldend recht).
Niet wenselijk
Deze uitkomst wordt door Schipper echter niet wenselijk geacht voor het functioneren van de gemeenschappelijke markt van de Europese Unie. Naar zijn mening dient de fiscale behandeling van werknemers, meer specifiek of zij met betrekking tot hun arbeidsinkomen worden belast met inachtneming van hun volledige fiscale draagkracht, niet langer afhankelijk te zijn van hun woonplaats. Dit wordt onder meer onderbouwd met de economische theorie inzake belastingneutraliteit en de beginselen van de interne markt van de Europese Unie.
Belastingneutraliteit
Door belastingneutraliteit te creëren tussen binnen en buiten een lidstaat woonachtige werknemers, zou worden bevorderd dat deze groepen op gelijke voet concurreren op de Europese arbeidsmarkt (“dezelfde belastingdruk bij hetzelfde loon op dezelfde werkplek”). Om dit te realiseren wordt in het proefschrift een concreet voorstel gedaan voor nieuwe EU-wetgeving in de vorm van een richtlijn.
Bron: Universiteit Leiden