Een voormalig ondernemer heeft zijn belastingadviseur vergeefs aansprakelijk gesteld wegens het aanmerken van een pand als ondernemingsvermogen. Hij heeft te laat geklaagd en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het bewuste pand eerder wel als privévermogen zou hebben geëtiketteerd, oordeelt het gerechtshof in Leeuwarden.
Een man koopt in 1981 een pand inclusief grond van zijn vader, die daar woonde en een schapenhouderij voerde. Na aankoop zet de zoon het bedrijf op dezelfde manier voort. Hij breidt de activiteiten uit met een veehandelsbedrijf en is daarnaast fulltime in loondienst bij een ander bedrijf. Zijn boekhouder doet de klanten in 1997 over aan een administratie- en belastingadvieskantoor.
Vanaf 2000 wordt het woonhuis als ondernemingsvermogen in de balans opgenomen. Per 31 december 2004 staakt de man zijn onderneming. De fiscus brengt in 2006 een bezoek en oordeelt dat het pand met ingang van 2005 tot het privévermogen behoort. Op basis van een waarde van € 300.000 rolt een fiscale stakingswinst van € 168.862 uit de bus. De man krijgt in 2007 een belastingaanslag van ruim € 97.000 over 2004. Hij tekent bezwaar aan en dat wordt ongegrond verklaard. Voor de rechtbank komen de man en de belastingdienst een lagere waarde van het pand overeen en de aanslag wordt verminderd.
Aansprakelijkstelling en beslaglegging
In 2011 stelt de man het administratiekantoor aansprakelijk voor geleden schade: de woning had al in 2000 onder het privévermogen gerekend moeten worden. Die zaak leidt tot een uitspraak van de Hoge Raad: de man krijgt de kosten van het inschakelen van een taxateur vergoed. Vijf jaar later laat de man beslag leggen op de woningen van de vennoten van het administratiekantoor. Hij stelt het kantoor opnieuw aansprakelijk, nu voor alle schade ten gevolge van beroepsfouten, toerekenbare tekortkomingen en/of onrechtmatige daden. Hij wil een schadevergoeding van ruim € 135.000, maar de rechter wijst zijn eis af.
Voor het hof betoogt hij dat hij in 2007 niet bekend was met de fout en de financiële gevolgen ervan. Het hof overweegt dat een klager ‘binnen bekwame tijd’ nadat hij een gebrek heeft ontdekt, de schuldige in kennis moet stellen. Maar het is niet zo dat voor het aanvangen van die bekwame termijn vereist is dat de man met de financiële gevolgen bekend is.
Adviseur overleden
Het hof is gebleken dat de man in juli 2008 de woning alsnog wilde heretiketteren als privévermogen. Dat lukte niet, omdat de Belastingdienst daar niet aan wilde meewerken. Daaruit blijkt dat de man toen al niet tevreden was over de dienstverlening. ‘Uit een en ander leidt het hof af dat [de man] op enig moment nadat hij eind november 2007 door zijn nieuwe fiscaal adviseur werd bijgestaan, doch uiterlijk op 2 juli 2008 dat gestelde gebrek in de dienstverlening heeft ontdekt of had behoren te ontdekken.’ De brief met de aansprakelijkstelling uit 2011 kwam te laat, oordeelt het hof. Het administratiekantoor is daarmee in zijn belangen geschaad: onder meer omdat de voormalig adviseur in 2009 is overleden en als enige van de dienstverlening aan de man op de hoogte was. De man heeft wel tegen de Belastingdienst geprocedeerd, maar heeft het kantoor niet op de hoogte gesteld van zijn opvatting over het verweten gebrek in de dienstverlening.
Daarnaast is niet aannemelijk dat het besproken pand van de bedrijfsbalans zou zijn afgehaald in 2000: er had dan niet meer kunnen worden afgeschreven op het pand en dan had ook fiscaal moeten worden afgerekend. ‘Appellant heeft niet gesteld dat hij daar op dat moment de financiële middelen voor had en daartoe ook bereid was. Daarmee is het causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade onvoldoende vast komen te staan.’
De man vangt dus ook bij het gerechtshof bot; het advieskantoor kan niet aansprakelijk worden gehouden.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2020:1177