Een BTW-verlaging zoals in België of Duitsland wordt doorgevoerd met als doel om de economie te stimuleren is in Nederland niet mogelijk, omdat de ondersteunende automatiseringssystemen bij de fiscus dat niet aankunnen. Dat antwoord staatssecretaris Vijlbrief van Financiën op Kamervragen van Kamerlid Van Otterloo (50PLUS).
Als Nederland ook vanaf juli tot en met het einde van dit jaar het hoge BTW-tarief zou verlagen met 3%-punt (wordt 18%) en het lage BTW-tarief met 2%-punt (wordt 7%) zou dat circa € 4,6 miljard kosten, antwoord de staatssecretaris. Zover zal het echter niet komen, want de fiscus kan volgens de bewindsman zo’n aanpassing niet aan: ‘De huidige IT-ondersteuning kan maximaal drie tarieven bevatten: de geldende tariefcombinatie en de twee voorafgaande tariefcombinaties. Een tariefcombinatie moet tot 10 jaar na zijn geldigheid beschikbaar blijven in het systeem. Als gevolg hiervan is het op korte termijn niet mogelijk het algemene of het verlaagde tarief voor de omzetbelasting aan te passen.’
Zeer pijnlijk?
Op de vraag of hij erkent ‘dat het zeer pijnlijk is als wij moeten constateren dat een adequate crisisrespons conform onze buurlanden niet mogelijk is vanwege techniek en uitvoeringsproblemen’ antwoord Vijlbrief: ‘Voorop staat de vraag wat in de huidige omstandigheden een adequate crisisrespons is. Het kabinet heeft hier een afweging in gemaakt en komt tot de conclusie dat een btw-verlaging niet de meest effectieve en doelmatige optie is.’
Korting op BTW-afdracht
Het na beëindiging van het (boek)jaar 2020 toekennen van een korting op de BTW-afdracht over 2020 voor bedrijven ziet het kabinet niet zitten, meldt Vijlbrief. ‘Bedrijven hebben op dit moment steun nodig. Een korting op de btw-afdracht na beëindiging van 2020 komt te laat. Het kabinet heeft maatregelen genomen waar bedrijven direct wat aan hebben. Daarnaast is een korting op de btw-afdracht een omslachtige manier om bedrijven te steunen, die substantiële uitvoeringsaspecten met zich meebrengt. Daar komt bij dat de btw conform doelstelling wel is betaald door de consument aan de ondernemer, die in dat opzicht slechts ‘doorgeefluik’ is. Een korting op de btw-afdracht door de ondernemer zonder dat deze ten goede komt aan de consument conflicteert met de aard en regels van de btw-heffing. Een terugwerkende korting vertoont overigens veel overeenkomsten met een tariefsverlaging, met als verschil dat de korting of tariefsverlaging niet ten goede komt aan de consument. In dat kader moet er rekening mee worden gehouden dat de BTW-richtlijn 2006 zowel voor het algemene als het verlaagde btw-tarief een minimumtarief kent, en dat verlaagde tarieven alleen zijn toegestaan voor de in de BTW-richtlijn 2006 genoemde leveringen van goederen en diensten. Een directe subsidie aan de bedrijven die het nodig hebben is gerichter en voorkomt onnodig instrumentalisme in de belastingen.’