De Accountantskamer heeft een accountant die al was uitgeschreven uit het register een doorhaling van tien jaar opgelegd wegens zijn betrokkenheid bij belastingfraude bij het vastgoedimperium van Jos en Joop Geerts. De broers Geerts werden in oktober 2017 door het gerechtshof in Den Bosch tot gevangenisstraffen van respectievelijk 21 en 16 maanden veroordeeld wegens fraude met vennootschappen van hun Mubavi-groep. Volgens justitie is de Belastingdienst daarbij voor 18 miljoen euro benadeeld.
Uitspraak: 19-2341 ANONIEM RA
Rol accountant
Ook de accountant werd vanwege zijn betrokkenheid in die zaak strafrechtelijk veroordeeld. Het hof heeft in een arrest van 26 oktober 2017 bewezen verklaard dat de accountant feitelijk leiding heeft gegeven aan het op 18 december 2003 opzettelijk doen van een onjuiste aangifte vennootschapsbelasting.
Actie NBA
Na die veroordeling zette de NBA ook een tuchtrechtelijke procedure tegen de accountant in gang, ook al had hij zichzelf inmiddels al uitgeschreven als RA. Omdat de belastingfraude waarop de klacht betrekking heeft plaats heeft gevonden in 2003, toen hij nog wel als accountant stond ingeschreven, werd de klacht toch tuchtrechtelijk behandeld.
Accountantskamer
Het is volgens de tuchtrechter evident dat de gedraging van de voormalige RA die aanleiding heeft gegeven tot zijn strafrechtelijke veroordeling, schadelijk is voor de in artikel 5 GBR bedoelde eer van de stand. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de voormalige RA ‘willens en wetens de waarheid geweld aangedaan en is hij bovendien niet eerlijk opgetreden in zaken met de belastingdienst. De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.’
‘Vertrouwen op zeer ernstige wijze geschaad’
Bij het bepalen van de zwaarte van de maatregel dient volgens de Accountantskamer ‘de zeer ernstige aard van het vergrijp van betrokkene mee te worden gewogen. Niet gebleken is van omstandigheden die aan de ernst en omvang van het opzettelijk indienen van een onjuiste belastingaangifte afdoen. Door zijn handelwijze heeft betrokkene het vertrouwen in accountants op zeer ernstige wijze geschaad. Hij heeft blijk gegeven het publieke vertrouwen dat in een accountant moet kunnen worden gesteld zodanig onwaardig te zijn dat als op te leggen maatregel slechts in aanmerking komt een doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. van de Wtra, met daarbij de bepaling dat de termijn waarbinnen betrokken niet opnieuw in deze registers kan worden ingeschreven de maximale termijn van tien jaren dient te zijn.’