Als het aan de OESO ligt, de club van rijke industrielanden, gaan multinationals 100 miljard meer belasting betalen. Zij zouden moeten betalen in het land waar ze hun winst behalen.
Techbedrijven zijn voor
De eerste pijler van de blauwdruk is om bedrijven voortaan te belasten in het land waar de activiteiten en verkopen plaatsvinden middels een uniform tarief. Tot nu toe betalen bedrijven alleen belasting in een land waar een fysieke vestiging is. Het voorstel raakt onder meer techbedrijven als Facebook en Google. Toch zijn zij zelf voorstander van het plan. Het alternatief, dat zij straks in elk land waar ze actief met andere belastingregels te maken krijgen, is aanzienlijk minder aantrekkelijk en zou zomaar in veel hogere kosten kunnen resulteren. Dit scenario dreigt werkelijkheid te worden nu Frankrijk al een techbelasting heeft ingevoerd en deze binnenkort zal gaan innen. Tsjechië staat op het punt te volgen. En ook Spanje wil vanaf volgend jaar techbedrijven belasten.
Per saldo neutraal
Andere bedrijven zien het OESO-plan niet zitten. Europese autobouwers als Mercedes en Porsche, en tassenfabrikant Louis Vuitton worden erdoor geraakt. Ook zij moeten straks belasting gaan betalen in die landen waar de verkopen plaats vinden, zoals de VS. De verwachting is dat de belastingheffing per saldo neutraal uitpakt voor de VS en de EU.
Minimumtarief
De tweede pijler onder het plan behelst een wereldwijd minimum belastingtarief voor multinationals. Dat is bedoeld om belastingontwijking via belastingparadijzen tegen te gaan. Als het OESO-voorstel wordt uitgevoerd, zal Nederland extra belasting heffen op die geldstromen, of het hoofdkantoor zal dit doen. Dan is vestiging in een belastingparadijs niet meer interessant voor een bedrijf. De verwachting is dat op deze manier 100 miljard dollar aan extra belasting kan worden binnengehaald. Dat geld komt deels terecht bij ontwikkelingslanden. Die hebben maar heel weinig hoofdkantoren van multinationals in hun landen en kunnen dus weinig belasting heffen.
Geen gelopen race
De invoering van het plan is geen gelopen race, waarschuwt Marlies de Ruiter, belastingexpert bij accountants- en adviesorganisatie EY in het Algemeen Dagblad. De pijn zit vooral bij de eerste pijler. ‘Landen zijn ontevreden over de blauwdruk. Het is veel te ingewikkeld, met te veel open eindes’, zegt De Ruiter. Hoe moeten landen bijvoorbeeld omgaan met belastingvoordelen, zoals de fiscale aftrek voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling die Nederland kent. Kan die fiscale aftrek blijven, of mag dat niet meer? Een ander open eindje is de vraag wat precies de winst is die een bedrijf maakt. Er zijn heel veel verschillende manieren om dat te berekenen.
Draagvlak
De tweede pijler, een wereldwijd minimum tarief voor de winstbelasting is minder omstreden. Daar is groot draagvlak voor. Maar dat betekent niet dat die belastingmaatregel snel kan worden ingevoerd. ‘Er zijn verschillende landen die hebben gezegd dat ze pijler twee alleen accepteren als er overeenstemming is over pijler één’, aldus De Ruiter. Zij werkte tot 2017 overigens voor de OESO, waar ze zich bezighield met belastingontwijking.