Een administratie- en belastingadvieskantoor met vestigingen in Gulpen en Vaals moet het loon van een secretaresse/receptioniste doorbetalen, heeft de rechtbank Limburg in kort geding bepaald. De Limburgse onderneming verwachtte afgelopen jaar dat iedereen ondanks de corona-uitbraak gewoon op kantoor werkte, maar liet lange tijd na om de door de overheid geadviseerde veiligheidsmaatregelen toe te passen. Een receptioniste met een hartaandoening meldde zich daarop in maart ziek, waarna haar werkgever vanaf 1 juni geen loon meer uitbetaalde.
Onterecht, oordeelt de kantonrechter in de deze week gepubliceerde uitspraak. Het administratie- en belastingadvieskantoor nam onvoldoende beschermingsmaatregelen en bood de vrouw geen passend werk aan om thuis te kunnen werken. Er is dan ook geen sprake van werkweigering door de werknemer, zoals de werkgever aanvoerde. Het administratiekantoor moet het achterstallige loon uitbetalen en moet de vrouw ook in de toekomst gewoon blijven doorbetalen.
Uitspraak: ECLI:NL:RBLIM:2020:7495
Werkweigering
Wat de door het administratiekantoor gestelde werkweigering betreft, geldt naar het oordeel van de rechtbank het volgende. De werknemer heeft vanaf het begin kenbaar gemaakt dat zij enkel op haar werkplek durfde/wilde verschijnen om daar te werken als die werkplek veilig was gemaakt. Uit het spreekuuradvies van 8 juni 2020 blijkt dat de bedrijfsarts dat in haar eerdere advies al had vermeld, net zoals de vermelding dat de werknemer tot een zogenoemde Covid-19 risicogroep behoort. De bedrijfsarts ondersteunde bovendien dit standpunt van de werknemer. Onweersproken staat het door de vrouw ter mondelinge behandeling verklaarde vast, dat de Arbo-arts op 12 juni 2020 het kantoor van het administratie- en belastingadvieskantoor heeft bezocht en dat er toen geen spatschermen bij de balie stonden. Ook op 24 augustus 2020 was het met de beschermingsmaatregelen nog niet in orde, zo blijkt uit de onweersproken stelling van de vrouw dat haar buurvrouw op die datum zonder afspraak het kantoor binnen kon, dat er geen desinfectie was, geen afgeschermde looproutes en dat het spatscherm de balie slechts gedeeltelijk afschermde. Dit laatste blijkt ook uit de foto’s die de werknemer heeft overgelegd.
Het administratiekantoor stelt dat zij wel maatregelen heeft genomen. Wat daarvan ook zij, uit het e-mail verkeer tussen partijen van 19 t/m 23 juni 2020 noch uit andere feiten en omstandigheden die het Limburgse kantoor niet heeft gesteld, volgt dat het kantoor aan de werknemer heeft bericht dat haar werkplek veilig was. Daarvan is ze pas op de hoogte gesteld door een brief van de gemachtigde van het kantoor van 19 augustus 2020. Gelet op het voorgaande kan de werknemer, niet op de manier zoals haar werkgever betoogt, worden tegengeworpen dat ze niet op haar werkplek wilde verschijnen en nimmer zelf kennis heeft genomen van de situatie op de werkvloer.
Andere werkzaamheden
Het administratiekantoor heeft voorts gesteld noch doen blijken dat zij de werknemer andere werkzaamheden heeft aangeboden die ze wel van thuis uit zou kunnen verrichten of dat zij thuiswerkmogelijkheden zoals bijvoorbeeld het doorschakelen van de telefoon naar de telefoon bij de vrouw thuis en het verzorgen van een online verbinding voor de computer bij haar thuis heeft willen faciliteren. De werknemer heeft onweersproken gesteld dat zij dergelijke voorstellen aan haar werkgever heeft gedaan. De uitermate gebrekkige communicatie tussen partijen, waaraan de werknemer ook debet is, heeft vervolgens tot een patstelling geleid.
Directeur gefrustreerd
De directeur heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat praten geen zin meer heeft en de werknemer “niet meer hoeft te komen” terwijl ze wil blijven werken bij het kantoor en haar diensten aanbood en nog aanbiedt. De directeur heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat hij er na de betermelding van de vrouw door de Arbodienst “klaar mee was” omdat de werknemer, die al een aantal maanden thuis zat, nog steeds geen fysiek gesprek maar enkel per app-bericht of telefonisch met hem wilde communiceren. Afgezien van het feit dat niet is gebleken dat de werknemer is betergemeld – de bedrijfsarts heeft in het laatste advies geconstateerd dat haar arbeidsmogelijkheden worden geblokkeerd door een arbeidsconflict en dat haar beperkingen door dat conflict worden onderhouden – is enigszins begrijpelijk dat de directeur zich gefrustreerd voelt doordat de werknemer niet met hem in persoon op kantoor wil spreken, maar de directeur had een fysiek gesprek ook anders kunnen inrichten: door middel van facetime of andere videogespreksmogelijkheden. Dat is niet gebeurd, noch door de directeur voorgesteld. Het kantoor heeft er evenmin voor gezorgd dat een fysiek gesprek op een andere, voor de werknemer veilige locatie zou kunnen plaatsvinden. Uit de e-mailcontacten tussen haar en de directeur blijkt dat ze daartoe bereid was. Onweersproken staat verder vast dat de receptioniste zich bij e-mail van 8 juli 2020 voor het werk bij haar werkgever beschikbaar heeft gesteld, zich bereid heeft verklaard om voor het kantoor te werken en de werkgever zelfs heeft meegedeeld dat zij de aanpassingen aan haar werkplek zelf wil betalen. Met inachtneming hiervan en het in r.o. 4.7. overwogene luidt voorshands dan ook dat de door het Limburgse kantoor gestelde werkweigering niet aan de orde is en deze ontslaat het kantoor dan ook niet jegens de werknemer van haar loonbetalingsverplichting.
Re-integratieinspanningen werkgever onvoldoende
De conclusie in het arbeidsdeskundig rapport van het Uwv van 9 september 2020 dat de re-integratieinspanningen van de werkgever onvoldoende zijn, in samenhang bezien met de verklaring van het kantoor ter mondelinge behandeling, dat zij niet schriftelijk loonmaatregelen jegens re-integratieinspanningen van de werkgever onvoldoende heeft aangekondigd en de erkenning dat zij, in weerwil van het advies van de bedrijfsarts van 8 juni 2020 en het UWV-advies, geen re-integratieafspraken met de werknemer heeft gemaakt, geen medewerking aan mediation wil verlenen en de Arbodienst niet heeft ingeschakeld en dat niet van plan was (de e-mail van haar directeur van 23 juni 2020 “Ik regel in ieder geval niets meer”) ontslaat het kantoor evenmin van haar loonbetalingsverplichting jegens de vrouw. Dat alles betekent dat haar vorderingen zullen worden toegewezen.