Een succesje voor cryptomuntenhandelaar Bitonic: de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de interpretatie door De Nederlandsche Bank (DNB) van het uit de Wwft voortvloeiende registratievereiste wellicht niet proportioneel is en de meest effectieve manier is om de doelstellingen van de Wwft na te leven.
De aanbieder van cryptodiensten had bij de rechtbank Rotterdam verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening het registratievereiste op te schorten dat bij iedere transactie van bitcoins moet worden geverifieerd dat het gehanteerde crypto-adres door de klant zelf wordt gebruikt. Dat verzoek wordt niet toegewezen. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen waarmee wordt bewerkstelligd dat Bitonic zo snel mogelijk duidelijkheid krijgt over het registratievereiste. De voorzieningenrechter is van oordeel dat DNB het registratievereiste nader dient te motiveren in de beslissing op bezwaar.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2021:2968
In november 2020 heeft DNB cryptomuntenhandelaar Bitonic een registratie verleend als aanbieder van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en bewaarportemonnees (het aanbieden van cryptodiensten). Deze registratie vloeit voort uit de Europese vijfde anti-witwasrichtlijn en is opgenomen in artikel 23b, eerste en tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
Vereiste
DNB verwacht dat aanbieders van cryptodiensten effectief screenen op het overeenkomen van de identiteit van een relatie met een (rechts)persoon of entiteit als bedoeld in de Sanctieregelgeving. Dit betekent in de visie van DNB dat bij iedere (inkomende en uitgaande) transactie van en naar externe wallets:
◾ de aanbieder de identiteit en de woonplaats van de tegenpartij vaststelt en screent tegen sanctielijsten (en dit geen hit oplevert) en
◾ de aanbieder vaststelt dat deze persoon ook daadwerkelijk de ontvanger of verzender is.
Bitonic heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij DNB. Het bedrijf stelt dat de eisen van de toezichthouder geen deugdelijke wettelijke basis hebben en in strijd zijn met de privacyregelgeving.
Geen schorsing, eerst beslissing op bezwaar
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het registratievereiste. Hoewel DNB zich op het standpunt stelt dat zij de ruimte aan aanbieders biedt om oplossingen te kiezen, is het uitgangspunt van DNB wel dat Bitonic bij elke transactie – ook bij transacties waarbij de cliënt cryptovaluta verzendt naar of ontvangt van zijn eigen wallet – de identiteit en de woonplaats van de tegenpartij vaststelt en vaststelt dat deze persoon ook daadwerkelijk de ontvanger of verzender is. De vraag is of dat proportioneel en noodzakelijk is om de doelstellingen van de wetgeving na te leven. Dit betekent niet dat het registratievereiste evident onjuist of onrechtmatig is. Daarvoor is meer onderzoek nodig.
De voorzieningenrechter weegt de belangen af. Het registratievereiste wordt niet geschorst. Wel moet DNB het registratievereiste nader motiveren in de beslissing op bezwaar. Het ligt in de rede dat DNB in dat kader in gesprek gaat met Bitonic over de wijze waarop zij haar verplichtingen op grond van de Sanctieregelgeving naleeft. De voorzieningenrechter draagt DNB op om binnen 6 weken op het bezwaar van Bitonic te beslissen.