Werkgevers en sociale partners kunnen met de Wet Toekomst Pensioenen straks kiezen uit een aantal typen premieovereenkomsten, waaronder de verbeterde premieregeling en de nieuwe pensioenovereenkomst. Wat zijn de belangrijkste kenmerken?
Uitvloeisel pensioenakkoord
In juni 2019 is het Pensioenakkoord gesloten. Aansluitend is in juni 2020 de Hoofdlijnennotitie uitgewerkt, een technische uitwerking van het Pensioenakkoord. Vervolgens is in december 2020 de Wet Toekomst Pensioenen inclusief memorie van toelichting ter consultatie voorgelegd. In de memorie van toelichting worden de pensioen- c.q. premieovereenkomsten nader toegelicht. Werkgevers en sociale partners moeten straks (verplicht) kiezen voor één van type premieovereenkomsten.
1. Het nieuwe contract
2. De verbeterde premieregeling
3. De bestaande premie-kapitaalovereenkomst
4. De bestaande premie-uitkeringsovereenkomst
Alle pensioenregelingen worden na inwerkingtreding van de Wet Toekomst Pensioenen gekenmerkt door een leeftijdsonafhankelijke premie. Er geldt alleen een uitzondering voor bestaande deelnemers in premieregelingen en in uitkeringsovereenkomsten die door een verzekeraar worden uitgevoerd die vóór de inwerkingtreding van het wetsvoorstel al bestaan. De werkgevers en sociale partners moeten daarvoor wel gebruik maken van in het wetsvoorstel getroffen overgangsrecht.
In deze bijdrage beperkt auteur Ernö Kalmár zich tot een tweetal premieovereenkomsten en wel de verbeterde premieregeling (WVP) en het nieuwe contract (HNC).
Het nieuwe contract
Er is sprake van pensioenopbouw in de vorm van voor de pensioenuitkering bestemde persoonlijke pensioenvermogens en van uitgebreide risicodeling.
Deze premieregeling kenmerkt zich onder andere door één collectief beleggingsbeleid voor in ieder geval de overrendementen voor alle type deelnemers (actieve, gewezen en toekomstige) alsmede de gepensioneerden waarbij de (financiële) resultaten op basis van vooraf vastgestelde toedelingsregels worden verdeeld.
Bij deze premieregeling wordt het beleggingsrisico en het micro- en macro-langlevenrisico gedragen door (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Ook toekomstige deelnemers delen via een integrale solidariteitsreserve mee in deze risico’s .
De verbeterde premieregeling
Dit is de bestaande zuivere premieregeling. Kenmerkend voor deze regeling is de scheiding tussen opbouw- en uitkeringsfase. Op de pensioendatum wordt een opgebouwd individueel pensioenkapitaal omgezet in een levenslange pensioenuitkering. Het beleggingsbeleid wordt op basis van life-cycles vormgegeven. Financiële mee- en tegenvallers worden op basis van behaalde rendementen direct verwerkt in de individuele pensioenvermogens. Een deelnemer krijgt, afhankelijk van de vormgeving van de regeling, al dan niet keuzevrijheid voor beleggingsprofielen. Op de pensioendatum kan een deelnemer kiezen voor een vaste of variabele pensioenuitkering. Indien wordt gekozen voor een variabele pensioenuitkering wordt het pensioenkapitaal in de uitkeringsfase in een bepaalde mate risicodragend belegd.
In de verbeterde premieregeling wordt het beleggingsrisico en het micro- en macro-langlevenrisico gedragen door de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Er is een mogelijkheid om deze risico’s in de uitkeringsfase collectief te delen via een collectieve toedelingskring. Aan verplichte bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen wordt een aanvullende mogelijkheid van risicodeling voor solidariteitselementen geboden via de solidariteitsreserve. Uit de consultatieronde blijkt dat veel partijen het er niet mee eens zijn dat deze laatste mogelijkheid alleen aan deze soorten pensioenfondsen wordt geboden.
Overeenkomsten en verschillen
De belangrijkste overeenkomst is dat in beide contractvormen sprake is van een premieregeling waarbij de leeftijdsonafhankelijk premie de nieuwe toezegging is. De hoogte van de premie die wordt betaald is daarmee bekend, maar de hoogte van de te verwachten uitkering niet. Dit omdat de premie wordt belegd. De opbrengst van de beleggingen zullen mede bepalend zijn voor de hoogte van de uiteindelijk pensioenuitkering. In beide contractvormen wordt een persoonlijk pensioenvermogen opgebouwd, maar wordt er collectief/gemeenschappelijk belegd. Daarnaast wordt in beide contractvormen maatwerk naar leeftijd in beleggingsrisico’s en rendement mogelijk. Dat geldt ook voor de mogelijkheid om in de uitkeringsfase schokken te spreiden. En wel over een periode van maximaal 10 jaar.
De grote verschillen tussen beide contractvormen bestaan er op het gebied van:
• Keuzevrijheid
• Transparantie
• Toebedeling van rendement
• De hoogte van het verwachte pensioen
De verbeterde premieregeling kent het zogenaamde life-cycle-principe. Iedere leeftijd heeft een andere beleggingsmix waarbij het beleggingsrisico afneemt naarmate de leeftijd stijgt. Een deelnemer kan kiezen voor een ‘eigen’ beleggingsprofiel. Een ander verschil is dat een deelnemer een keuze kan maken tussen een vast pensioen of een variabel pensioen. Pensioenfondsen zullen vaak als standaard de variabele uitkering gaan aanbieden, waarbij een deelnemer die voor een vast pensioen kiest dat pensioen dient aan te kopen bij een verzekeraar. De opbouw- en uitkeringsfase zijn dus gescheiden grootheden.
Binnen het nieuwe contract zijn deze keuzemogelijkheden er niet. De opbouw- en uitkeringsfase vormen in dat geval één geheel. Dat laatste vertaalt zich in het gegeven dat de uitkering in het nieuwe contract per definitie variabel is.
Bij een variabel pensioen wordt de hoogte van de uitkering ieder jaar opnieuw vastgesteld. De solidariteitsreserve maakt het mogelijk om grote schokken in deze uitkeringen op te vangen door ze uit te smeren over maximaal 10 jaar.
De solidariteitsreserve is intrinsiek onderdeel van het nieuwe pensioencontract. En heeft tot doel om risico’s tussen generaties te delen. Deze reserve kan een omvang hebben van 0% tot 15% van het vermogen van het pensioenfonds. En wordt voor maximaal 10% gevoed vanuit de premie. Het overrendement kan een andere bron zijn.
Conclusie
Werkgevers en sociale partners moeten de komende periode kiezen voor een vorm van premieregeling. Welke type past het beste bij de onderneming of pensioenfonds? En dat bezien vanuit de huidige en toekomstige deelnemer.
De verbeterde premieregeling heeft de charme van ruime mate transparantie en maar niet wil kiezen. De overgrote meerderheid volgt de standaard. Keuzevrijheid leidt tot keuzestress. Daarnaast komt zorgplicht nadrukkelijker om de hoek kijken.
De solidariteitsreserve bij het nieuwe contract draagt bij aan verbondenheid tussen groepen deelnemers. Een meer kwantitatief argument voor het nieuwe pensioencontract is dat berekeningen laten zien dat het verwachte pensioenresultaat bij het nieuwe contract hoger is dan bij de verbeterde premieregeling. Er zijn dus voldoende afwegingen te maken voor het ene dan wel andere contract
Ernö Kalmár CPE
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.