PwC Belastingadviseurs moet naar aanleiding van een Fiod-onderzoek een boete van € 300.000 betalen vanwege het onjuist en onvolledig informeren van de Belastingdienst. Daardoor dreigde de schatkist ruim zeven ton mis te lopen.
Het onderzoek door de Fiod startte naar aanleiding van een melding van de Belastingdienst. Die had onderzoek gedaan naar de juistheid van een aangifte vennootschapsbelasting 2014 van een onderneming. Belastingadviseurs van PwC hadden de aangifte verzorgd. ‘Uit die aangifte bleek dat de onderneming een vermogenssprong van ruim € 2,9 miljoen maakte, terwijl daarover geen belasting was afgedragen.’ De fiscus ging te rade bij PwC, maar die reageerde aanvankelijk niet. Toen uiteindelijk een vragenbrief was beantwoord, vermoedde de Belastingdienst dat het antwoord niet klopte. Vervolgens ging de Fiod in november 2018 aan de slag. Die doorzocht het PwC-kantoor in Utrecht en het kantoor van de klant en nam administratie in beslag.
Rechtvaardiging gezocht
Daaruit bleek dat PwC inderdaad een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. ‘De onbelaste vermogenssprong in de aangifte is er door een eerdere fout van een externe adviseur van de cliënt van PwC ingeslopen. PwC heeft die fout niet opgemerkt, ondanks dat het dossier is overgenomen door nieuwe adviseurs en ondanks het feit dat de Belastingdienst vragen stelde over de onbelaste sprong. Uit de bij PwC aanwezige stukken kon niet afgeleid worden waarop de vermogenssprong in de aangifte was gebaseerd.’ Daarover is PwC niet duidelijk geweest tegenover de Belastingdienst. ‘Door de belastingadviseurs bij PwC is in plaats daarvan gezocht naar een fiscale duiding, die de vermogenssprong zou kunnen rechtvaardigen. Deze duiding is vervolgens als feitelijke gang van zaken weergegeven in de brief aan de Belastingdienst. Deze brief werd opgesteld door drie adviseurs van PwC in samenwerking met een medewerker van de cliënt van PwC.’
Strafbaar feit
Maar naar de mening van het OM is er geen sprake van een ‘fiscale duiding’. ‘Een duiding geef je aan een feitencomplex. En de feiten waren onjuist weergegeven. Het onjuist informeren van de fiscus is een strafbaar feit.’ Met name het opstellen van de gewraakte brief had bij PwC voorkomen moeten worden, aldus het OM. Bovendien is er niet conform het convenant Horizontaal Toezicht gehandeld, waarin is vastgelegd dat de klant de Belastingdienst actief inzicht geeft in feiten en omstandigheden indien er verschil van inzicht kan ontstaan. ‘PwC had als adviseur van die cliënt, conform dat convenant moeten handelen. Dat is hier niet gebeurd en dat vindt het OM ernstig.’
Uiteindelijk is de belasting alsnog betaald; de klant wordt niet strafrechtelijk vervolgd voor de onjuiste aangifte. ‘De onderneming heeft gevaren op de adviezen van een externe adviseur en later op die van PwC en zij mocht er ook op vertrouwen dat die adviezen juist zouden zijn.’
Tuchtklacht tegen adviseurs
PwC heeft tegen de twee betrokken senior medewerkers interne maatregelen genomen en heeft de Belastingdienst gevraagd een tuchtklacht in te dienen tegen hen en tegen de medewerker van de cliënt. ‘Naar de mening van het OM kan een strafrechtelijke vervolging weinig meer toevoegen. Het OM heeft besloten de casus tegen de twee betrokken senior adviseurs van PwC en de medewerker van die cliënt daarom voorwaardelijk te seponeren. De zaak tegen een andere medewerker van PwC is, gelet op diens beperkte ervaring en ondergeschikte rol, onvoorwaardelijk geseponeerd.’
Vertrouwen ernstig geschonden
Het OM vindt dat PwC het vertrouwen van de Belastingdienst op ernstige wijze heeft geschonden en dat er daarom een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende maatregel moet komen. De boete van drie ton voldoet daaraan, aldus het OM. ‘In de zittingszaal was het OM tot geen andere strafeis gekomen. Meegewogen heeft dat PwC de feitelijke toedracht heeft erkend. PwC heeft meegewerkt aan het onderzoek van de Fiod. Bovendien zijn, zoals hiervoor aangegeven, interne maatregelen getroffen ten aanzien van de hierbij betrokken medewerkers wegens het handelen in strijd met de interne richtlijnen van PwC. Tot slot was PwC niet zelf de belastingplichtige en heeft in die zin geen financieel voordeel gehad van het strafbare feit. De zaak is hiermee afgedaan.’