Het in Heerenveen gevestigde Priore Accountants & Belastingadviseurs kan geen € 44.386,- vorderen van een voormalige werknemer met een belastingadviespraktijk in Drachten. De dagvaarding is namelijk door de verkeerde vennootschap uitgebracht, oordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De vaststellingsovereenkomst op basis waarvan het bedrag betaald zou moeten worden werd namens een andere vennootschap van de ondernemers achter Priore ondertekend dan de maatschap die de betaling vorderde. Het Friese accountantskantoor heeft volgens het hof niet veel werk gemaakt van de onderbouwing van haar grief in hoger beroep.
Vaststellingsovereenkomst
Naast de maatschap Priore Accountants & Belastingadviseurs richtten de vennoten in 2002 ook Jongensboek v.o.f. op, dat ook wel handelt onder de naam Priore Medical. Tussen een werknemer enerzijds en Priore Medical v.o.f. en de vijf vennoten anderzijds werden procedures bij de rechtbank en het gerechtshof gevoerd, die er uiteindelijk toe leidde dat er in 2016 een vaststellingsovereenkomst werd gesloten. Daarin werd onder anderen afgesproken dat er zou worden afgerekend met als uitgangspunt dat de (voormalige) werknemer de belastingadviespraktijk in Drachten vanaf 1 maart 2007 voor eigen rekening en risico heeft gedreven en dat hij een goodwill van € 82.000,- verschuldigd is voor de van Priore per genoemde datum overgenomen cliënten. Ook werd daarin overeengekomen dat er nog een bindend advies uitgebracht zou worden over onderlinge afrekeningen. Op 28 juni 2019 werd een rapportage met het bindend advies uitgebracht door een mediator, waarin werd bepaald dat de werknemer, die inmiddels dus ondernemer was met zijn eigen belastingadviespraktijk, uiterlijk 1 september 2019 € 44.386,- moet betalen. Ondanks sommatie bleef het bedrag echter onbetaald.
Wie was partij bij de vaststellingsovereenkomst?
Priore Accountants & Belastingadviseurs vorderde daarop bij de rechtbank dat het bedrag alsnog zou worden betaald. De rechtbank oordeelde echter dat tussen Priore Accountants & Belastingadviseurs en de voormalige werknemer geen vaststellingsovereenkomst is gesloten en wees de vorderingen af. In hoger beroep voerde Priore aan dat de rechtbank ten onrechte tot dat oordeel was gekomen. De voormalige werknemer bleef bij zijn standpunt dat hij uitsluitend zaken had gedaan met – en (in rechte) betrokken is door – Priore Medical v.o.f., niet zijnde Priore Accountants & Belastingadviseurs.
Beoordelingskader
Het hof stelt bij de beoordeling van het geschil voorop dat voor het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst, moet worden gekeken naar hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Dit is de in de jurisprudentie ontwikkelde zogenoemde Haviltex-norm, die dus niet alleen geldt voor de uitleg van de inhoud van overeenkomst, maar ook voor de vraag tussen welke partijen een overeenkomst is gesloten. Daardoor is niet doorslaggevend of een partij daadwerkelijk contractspartij heeft willen zijn, maar slechts wat kenbaar was voor de verschillende betrokken partijen. In dit geval is eveneens van belang dat de vraag in welke hoedanigheid een eisende partij optreedt, uitleg vraagt van het exploot waarmee de desbetreffende instantie wordt ingeleid; in dit geval de dagvaarding in hoger beroep. Ingevolge art. 3:59 BW zijn de artikelen 3:33 en 3:35 BW op deze uitleg overeenkomstig van toepassing. Het is krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv aan Priore Accountants & Belastingadviseurs om te stellen en bij tegenspraak te bewijzen dat de aan haar vordering ten grondslag gelegde vaststellingsovereenkomst (mede) met haar is overeengekomen.
Oordeel hof
Tegen deze achtergrond overweegt het hof als volgt.
De dagvaarding in dit hoger beroep is uitgebracht door Priore Accountants & Belastingadviseurs. Priore Accountants & Belastingadviseurs en haar onderneming staan in het handelsregister als maatschap geregistreerd met een uniek RSIN en KvK-nummer.
Priore Medical v.o.f. , [vennoot1] , [vennoot2] , [vennoot3] , [vennoot4] en [vennoot5] enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds hebben, blijkens het proces-verbaal van de zitting bij het hof van 31 augustus 2016 hun geschil in dat hoger beroep beëindigd door een vaststellingsovereenkomst. Uit het handelsregister volgt dat de vennootschap onder firma Jongensboek 2001 v.o.f. als handelsnaam Priore Medical voert en dat zij wordt gevormd door de vennoten [vennoot1] , [vennoot2] , [vennoot3] , [vennoot4] en [vennoot5] . De vaststellingsovereenkomst is door [vennoot1] en [vennoot2] op eigen naam ondertekend ‘mede namens Jongensboek 2001 v.o.f., mede handelend onder de naam Priore Medical v.o.f., en de andere vennoten van deze v.o.f.’
Evenals de rechtbank concludeert het hof op basis van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst en de registratie in het handelsregister dat met Jongensboek 2001 v.o.f. dezelfde vennootschap onder firma wordt bedoeld als Priore Medical v.o.f. Deze vennootschap onder firma staat met een eigen onderneming in het handelsregister geregistreerd. Het KvK-nummer en het RSIN wijken af van die van Priore Accountants & Belastingadviseurs. Uit het handelsregister volgt dan ook dat Jongensboek 2001 v.o.f. en de maatschap Priore Accountants & Belastingadviseurs twee verschillende entiteiten zijn met elk een eigen onderneming en eigen afgescheiden vermogens. Priore Accountants & Belastingadviseurs is, blijkens het handelsregister, ook geen voortzetting van Jongensboek 2001 v.o.f. Dat met Priore Medical v.o.f. (mede) Priore Accountants & Belastingadviseurs wordt bedoeld, is door haar tegen deze achtergrond onvoldoende gemotiveerd gesteld. Dat Priore Accountants & Belastingadviseurs ook de handelsnaam Priore Medical voert, maakt niet, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dat sprake is van hetzelfde samenwerkingsverband.
Priore Accountants & Belastingadviseurs heeft nog gesteld dat in de procedures bij de rechtbank en het hof waarbij de vennoten persoonlijk zijn aangeduid, het een handelen betrof in hoedanigheid van bestuurder en vertegenwoordiger van hun persoonlijke vennootschappen. Daarmee, zo begrijpt het hof haar stellingen, zouden deze vennoten ook bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst mede als maat van en namens Priore Accountants & Belastingadviseurs hebben gehandeld. Naar het oordeel van het hof vindt deze stelling geen steun in de procesaanduiding van partijen in het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 11 juli 2012, in de overwegingen van de rechtbank dienaangaande, noch in de procesaanduiding van partijen in het proces-verbaal van de zitting bij het hof van 31 augustus 2016. Uit de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst blijkt dit evenmin. [vennoot1] en [vennoot2] hebben deze immers ondertekend op eigen naam mede namens de vennootschap onder firma en haar vennoten. Dat gezien die ondertekening ‘stellig niet is beoogd om niet de maatschap te vertegenwoordigen’ leidt zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet tot een ander oordeel. Uit welke verklaringen en gedragingen [geïntimeerde] had moeten afleiden dat (ook) Priore Accountants & Belastingadviseurs partij was bij de vaststellingsovereenkomst, is niet duidelijk geworden. Ook uit het bindend advies volgt niet dat Priore Accountants & Belastingadviseurs (mede) als wederpartij van [geïntimeerde] optrad. Redengevende feiten of omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigen zijn onvoldoende gemotiveerd gesteld.
Het hof komt dan ook tot het oordeel dat geen vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen Priore Accountants & Belastingadviseurs en [geïntimeerde] en dat daarmee de grondslag voor de vorderingen van Priore Accountants & Belastingadviseurs is komen te ontvallen. De grief slaagt niet en het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
Weinig onderbouwing, maar geen misbruik van procesrecht
[geïntimeerde] heeft gevraagd Priore Accountants & Belastingadviseurs te veroordelen in het salaris van de (proces)advocaat naar dubbel liquidatietarief omdat zij gezien het vonnis in eerste aanleg een kansloze procedure zou hebben gevoerd en aldus misbruik heeft gemaakt van procesbevoegdheid. In hoger beroep heeft zij de feiten niet bestreden en niet duidelijk kunnen maken waarom op grond daarvan het oordeel van de rechtbank niet juist zou zijn.
De wettelijke regeling over proceskosten (artikelen 237 – 240 Rv) bevatten regels die, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, alleen in zeer bijzondere omstandigheden opzij kunnen worden gezet. Daarvoor is nodig dat gesproken kan worden van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Het instellen van hoger beroep door Priore Accountants & Belastingadviseurs tegen afwijzing van haar stellingen in de procedure bij de rechtbank zou dan zo evident ongegrond moeten zijn, dat Priore Accountants & Belastingadviseurs daarvan had moeten afzien in verband met de betrokken belangen van [geïntimeerde] . Daarvan kan volgens de Hoge Raad pas sprake zijn als Priore Accountants & Belastingadviseurs haar hoger beroep baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
Hoewel Priore Accountants & Belastingadviseurs niet veel werk heeft gemaakt van de onderbouwing van haar grief, brengt de vereiste terughoudendheid mee dat niet kan worden gesproken van misbruik van procesrecht. Priore Accountants & Belastingadviseurs zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep naar enkel liquidatietarief.