Een bij de Belastingdienst werkzame fiscalist wilde doorwerken na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, maar sloeg een aanbod om accountancy-klussen te doen af omdat hij daarmee minder zou verdienen. De fiscalist en de Belastingdienst kwamen er daarna niet uit en stonden tegenover elkaar in de rechtbank. De rechter verklaart het beroep van de man ongegrond. Het nalaten van de fiscus om hem te informeren over de gevolgen van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) kan niet worden aangemerkt als een op rechtsgevolg gericht besluit. De Belastingdienst heeft het bezwaar van de man terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De fiscalist werkte lange tijd bij de Belastingdienst, onder meer als heffingsspecialist vennootschapsbelasting. Op 1 januari 2020 is de WNRA in werking getreden. Na de inwerkingtreding van de WNRA bestaat er geen mogelijkheid meer om na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door te blijven werken. Anders dan onder het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) moeten werkgever en werknemer daar nu gezamenlijk overeenstemming over bereiken.
Fiscalist wil langer doorwerken
Op 22 augustus 2020 bereikte de man de AOW-gerechtigde leeftijd van 66 jaar en vier maanden. Zijn arbeidsovereenkomst is om deze reden van rechtswege geëindigd. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot, want de belastingambtenaar wilde graag langer doorwerken. Op 19 december 2019 heeft hij per e-mail bezwaar gemaakt tegen ‘de gang van zaken’. Volgens de fiscalist is hij niet tijdig ingelicht over de op hem betrekking hebbende gevolgen van de WNRA. Daarnaast heeft hij een verzoek ingediend om op basis van de oude regelgeving door te mogen werken tot zijn 70e levensjaar.
Afwijzing
Bij brief van 23 april 2020 heeft de fiscus het verzoek om tot zijn 70e levensjaar door te werken gemotiveerd afgewezen. Verder heeft de Belastingdienst met het bestreden besluit aangegeven dat er geen sprake kan zijn van een formeel bezwaar, wegens het ontbreken van een beslissing met rechtsgevolg.
Rechtszaak
De fiscalist spande daarop een rechtszaak aan tegen het ministerie van Financiën, waar de Belastingdienst onder valt. De man voert daar aan hij niet tijdig is ingelicht over wat deze nieuwe regels voor hem betekenen. Dit terwijl de fiscus op de hoogte was van het feit dat hij tot 1 mei 2022 wilde doorwerken. Door de passieve houding van de Belastingdienst is er een rechtsgevolg in het leven geroepen, voert de fiscalist aan.
Niet informeren is geen rechtsgevolg
De rechtbank is het met dat laatste echter niet eens. De rechtbank overweegt dat een feitelijke handeling gelijkgesteld kan worden met een besluit op grond van artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). Op basis van de schakelbepaling van artikel 6:1 van de Awb bestaat er een mogelijkheid om hiertegen rechtsmiddelen aan te wenden, zoals bezwaar en beroep tegen het niet (tijdig) verrichten van die rechtens relevante feitelijke handeling.
Ter zitting is aan de zijde van de fiscus te kennen gegeven dat de fiscalist niet rechtstreeks in zijn rechtspositioneel belang wordt getroffen, omdat alleen medewerkers die uiterlijk op 31 december 2019 de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, ongeclausuleerd gebruik kunnen maken van de regeling die doorwerken tot het 70e levensjaar mogelijk maakt. Doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd is vanaf 1 januari 2020 alleen mogelijk in specifieke gevallen op basis van een overeenstemming tussen het bevoegd gezag en de medewerker. Met de zogenoemde ‘nee-tenzij’ regeling is een knip gemaakt tussen de ARAR en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rijk 2018-2020.
Nu de fiscalist in 2020 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, is met hem gesproken over de ‘nee-tenzij’ regeling. De Belastingdienst heeft de man de mogelijkheid geboden na zijn pensioengerechtigde leeftijd door te werken in beschikbare accountancy-klussen. Dit aanbod heeft hij afgewezen, omdat de klussen in werkzaamheden en salaris afwijken van zijn voorgaande functie.
De rechtbank overweegt dat het nalaten van de Belastingdienst om de fiscalist te informeren over de gevolgen van de WNRA niet kan worden aangemerkt als een op rechtsgevolg gericht besluit. De rechtbank overweegt dat de Belastingdienst het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het beroep is ongegrond.