De rechtbank Rotterdam heeft een verzoek van de Belastingdienst afgewezen om een ambtenaar te ontslaan die al sinds 1980 in dienst was. Terwijl hij nog in dienst was kluste de man bij als zelfstandige voor een bedrijf dat de administratie niet op orde had en verzweeg hij de nevenwerkzaamheden voor de fiscus. De rechtbank oordeelt dat de ambtenaar daarmee wel verwijtbaar heeft gehandeld, maar niet dusdanig dat van De Staat in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van de door De Staat gestelde voldragen e-grond (ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer) is geen sprake.
De man is sinds 29 maart 1980 in dienst bij de Belastingdienst. In oktober 2016 kwamen de Belastingdienst en de ambtenaar een vaststellingsovereenkomst overeen in het kader van een zogeheten Switchregeling. In de overeenkomst werd vastgelegd dat de man met ingang van 1 september 2020 eervol ontslag wordt verleend onder toekenning van een stimuleringspremie van € 58.329,84 bruto. In de tussenliggende periode zou hij ambtenaar blijven onder de werkorganisatie Switch van de Belastingdienst.
Eenmanszaak
Op 1 oktober 2020 schreef de belastingambtenaar een eenmanszaak in het handelsregister in waarmee hij zich richtte op financiële administratie en advies. Kort daarvoor had hij via Whatsapp aan een teamleider gevraagd of hij problemen zou krijgen als hij een onderneming zou inschrijven. Die liet hem weten dat hij zich wel mocht inschrijven, maar geen werkzaamheden mocht doen die in het verlengde liggen van de activiteiten van de Belastingdienst liggen, zoals het invullen van aangiftes.
Ontslagverzoek
De man voerde vervolgens met zijn eenmanszaak fiscale werkzaamheden uit voor een bedrijf dat in beeld kwam bij de Inspectie SZW. Administratief bleek die onderneming nogal wat dingen niet op orde te hebben, waarna de Belastingdienst uiteindelijk bij de rechter probeerde om de belastingambtenaar te ontslaan. Bij de rechtbank voerde de fiscus aan dat ontslag op basis van de e- grond (ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer) gerechtvaardigd was. Daaraan werd ten grondslag gelegd dat de ambtenaar zich niet zou hebben gedragen zoals van een goed werknemer en goed ambtenaar verwacht mag worden door het niet melden van nevenwerkzaamheden en het verrichten van verboden nevenwerkzaamheden.
Oordeel rechtbank
De rechtbank constateert dat de man inderdaad nevenwerkzaamheden niet heeft gemeld en verboden nevenwerkzaamheden heeft verricht. Bij de beoordeling of dat ertoe moet leiden dat van De Staat in redelijkheid niet gevergd kan worden het dienstverband te laten voortduren, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij horen ook te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de belastingambtenaar, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontbinding voor hem zou hebben.
Bij de beoordeling daarvan houdt de kantonrechter rekening met het (uitzonderlijk) langdurig dienstverband bij de Belastingdienst van de man, te weten 42 jaar, het feit dat hij in het verleden naar tevredenheid heeft gefunctioneerd en ook dat niet gebleken is dat zich eerder (soortgelijke) incidenten ten aanzien van hem hebben voorgedaan. Daarnaast is van gewicht de grote gevolgen die ontbinding van de arbeidsovereenkomst – die sowieso zal eindigen op 31 augustus 2022 – blijkens de vaststellingsovereenkomst voor hem zal hebben.
Op grond van die omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de man verwijtbaar heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten, maar niet zodanig dat van De Staat in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van de door De Staat gestelde voldragen e-grond, zoals bedoeld in artikel 7:669, lid 3 onder e BW, is geen sprake. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt daarom afgewezen.