Het pensioen van werkend Nederland gaat de komende jaren grondig op de schop. In de Wet toekomst pensioenen (Wtp) wordt een groot aantal nieuwe spelregels vastgesteld voor de pensioenopbouw van werknemers. In het kielzog van deze regels worden ook beslissingen genomen voor dga’s en zzp’ers.
Dga’s worden civielrechtelijk beschouwd als werknemer, zij zouden dus een pensioenregeling voor zichzelf op kunnen zetten. Weliswaar sinds 2017 niet meer in eigen beheer maar nog wel bij een verzekeraar. Voor zzp’ers geldt een dergelijk mogelijkheid nu, behoudens een verplichte aansluiting bij een Bedrijfstakpensioenfonds (Bpf), nog niet.
Wat gaat er dan in de Wtp voor deze groepen veranderen? Dga’s zullen hun extern verzekerde pensioenregeling moeten aanpassen aan de nieuwe (fiscale) spelregels. Voor het overige kunnen zij gebruik maken van de verruiming van het lijfrenteregime die later in dit artikel wordt besproken. Voor zzp’ers komt er een ‘experimenteermogelijkheid’. Pensioenuitvoerders mogen binnen bepaalde voorwaarden een tweede pijler pensioen aanbieden aan zzp’ers. En de fiscale grenzen voor het afsluiten van lijfrenteproducten worden verruimd, waardoor er dus voor dga’s maar ook voor zzp’ers een serieus alternatief komt voor het strakke pensioenregime.
De positie van de zzp’er
Uit de Memorie van toelichting (MvT) bij de Wtp blijkt dat het aantal zelfstandigen in Nederland in 2020 is opgelopen tot 1,1 miljoen mensen. Dat komt neer op 13% van alle werkenden in Nederland. Verder blijkt uit diezelfde MvT dat slechts een op de tien zelfstandigen gebruik maakt van de mogelijkheden om in de derde pijler (lijfrente) een voorziening te treffen. Daarom is in de Wtp door het kabinet invulling gegeven aan de in 2019 gedane belofte om een oplossing te vinden voor de gebrekkige pensioenopbouw van zelfstandigen. Deze, tijdelijke en experimentele, oplossing komt erop neer dat aan zelfstandigen een pensioenregeling mag worden aangeboden waarbij wordt afgeweken van een aantal bepalingen uit de Pensioenwet.
Ondanks het feit dat zelfstandigen verschillende mogelijkheden hebben om te sparen voor een inkomensvoorziening voor na hun pensionering, wordt daar door deze groep slechts beperkt gebruik van gemaakt. Daarom zijn de diverse partijen dan ook al een aantal jaren aan het zoeken naar mogelijkheden om het pensioenbewustzijn van zelfstandigen aan te wakkeren.
Experimenteren
De hiervoor genoemde ‘experimenteerbepaling zelfstandigen’ is de meest recente oplossingsrichting die wordt ingeslagen. Bij deze oplossing wordt de mogelijkheid geschapen om, bij wijze van experiment, een pensioenregeling aan zelfstandigen aan te bieden. Een dergelijk experiment kent een maximale duur van vijf jaar. Het doel van zo’n experiment moet zijn te onderzoeken of en in hoeverre het openstellen van de tweede pijler bijdraagt aan een groter pensioenbewustzijn onder zelfstandigen. De precieze voorwaarden voor deze experimenten worden nog vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur.
Een van de onderwerpen die zeker in de algemene maatregel van bestuur aan de orde zal komen is dat er mag worden afgeweken van artikel 17 van de Pensioenwet (PW). Dit artikel regelt de tijdsevenredige opbouw van pensioenaanspraken. Door een afwijking op deze bepaling toe te staan, wordt het mogelijk om zelfstandigen meer keuzevrijheid te bieden voor wat betreft de premiebetaling. Zo zou de periodiek af te dragen premie kunnen fluctueren en creëer je een systeem dat beter aansluit bij de wisselende omzetcijfers van zelfstandigen.
Bij wie ligt de bal?
De experimenteerbepaling heeft het over het aanbieden van een pensioenregeling aan zelfstandigen. De intrigerende vraag die daarbij dan zeker moet worden gesteld is; wie gaat die regeling dan aanbieden? Het lijkt er sterk op dat, gelet op de tekst van de Wtp en de toelichting daarop, het initiatief voor het binnen de toegestane kaders vormgeven van een experiment ligt bij de partijen die de pensioenregeling overeenkomen en de betrokken pensioenuitvoerder. Dat wijst erop dat de zelfstandige en zijn opdrachtgever de eerstaangewezen partijen zijn die met elkaar afspraken zouden moeten gaan maken over een pensioenregeling. Deze oplossing lijkt mij wezensvreemd aan de aard van de werkrelatie die een zelfstandige met zijn opdrachtgever(s) heeft. Die relatie wijkt af van de vastomlijnde kaders waarin de dienstbetrekking van een werknemer is gegoten. De zelfstandige maakt met zijn opdrachtgever afspraken over hoe, binnen welk tijdsbestek en tegen welke prijs de opdracht moet worden uitgevoerd. Maar niet over een auto van de zaak, vakantiedagen en een pensioenregeling. Verder lijkt het mij ook een vrij onpraktische oplossing. In de situatie waarin de zelfstandige voor meerdere opdrachtgevers werkzaam is ligt een wirwar aan kleine pensioenregelingen op de loer.
Je zou ook op een heel andere manier invulling kunnen geven aan het aanbieden van een pensioenregeling aan zelfstandigen. Leg de bal op de stip bij de pensioenuitvoerders. Dat zal met name een optie kunnen zijn voor pensioenfondsen. Zij hebben op dit moment namelijk al de mogelijkheid om zelfstandigen te verplichten deel te nemen aan de door de fondsen uitgevoerde pensioenregelingen. In het verleden is al eens gepleit voor een soort van automatische deelname van zelfstandigen aan door pensioenfondsen uitgevoerde pensioenregelingen. Daarbij werd dan tevens een opt-out mogelijkheid aangeboden. Als deze vorm nu eens zou worden aangevuld met een faciliteit voor flexibele premiebetaling dan zou dat wellicht een uitkomst zijn voor zelfstandigen.
Voegt de bepaling iets toe?
De deelname van zelfstandigen aan regelingen in de tweede pijler moet worden vergroot. De vraag is waarom je dat überhaupt zou willen. Er zijn immers meer manieren buiten de tweede pijler om, waarmee je als zelfstandige kunt ‘sparen’ voor oudedagsvoorzieningen. De bancaire lijfrentevariant is in dat verband een veel logischere keuze. Ik betwijfel dan ook of de experimenteerbepaling in dat opzicht iets gaat toevoegen. Pensioenfondsen hebben al jaren de mogelijkheid om zelfstandigen verplicht op te nemen in hun regelingen. Met die mogelijkheid is in al die tijd, behoudens voor schilders en stukadoors, niets gedaan. Waarom zou de houding van de branchegenoten in de diverse sectoren op dat punt nu ineens anders komen te liggen?
FOR en AOV
Voor ondernemers die aan het zogenaamde urencriterium voldoen, bestaat de mogelijkheid om een oudedagsvoorziening op te bouwen in de vorm van een FOR. Deze mogelijkheid lijkt erg op het inmiddels uitgefaseerde pensioen in eigen beheer (PEB). Als ondernemer doteer je een bepaald percentage van de gemaakte winst aan de FOR. De FOR wordt op de balans van de onderneming gepresenteerd en moet te zijner tijd worden gebruikt om lijfrente-uitkeringen te bedingen bij een verzekeraar of een bankinstelling.
In de toelichting bij de Wtp is de positie van de FOR al ter discussie gesteld, maar zijn er geen concrete maatregelen voorgesteld. Inmiddels is het plan om de FOR af te schaffen in de Voorjaarsnota 2022 gelanceerd. Als de plannen doorgaan, dan is het met ingang van 1 januari 2023 niet meer mogelijk om nog dotaties aan de FOR te doen. Bestaande rechten mogen nog volgens de nu geldende regels worden omgezet in een lijfrente. Daarmee is op termijn het doek gevallen voor de FOR en zullen ondernemers die gebruik willen maken van het lijfrenteregime aangewezen zijn op de (verruimde) mogelijkheden, namelijk de jaar- en reserveringsruimte.
Al jarenlang wordt de wens gekoesterd dat ondernemers/zzp’ers ‘iets’ gaan regelen voor het geval waarin ze door arbeidsongeschiktheid hun vak niet meer kunnen uitoefenen. De urgentie onder deze groep om daadwerkelijk maatregelen te nemen blijkt erg laag. De roep vanuit de overheid en sociale partners om dan maar te komen tot enigerlei vorm van verplichtstelling is dan ook wel te begrijpen. Maar over de manier waarop die verplichting dan vorm moet worden gegeven bestaat nog steeds onduidelijkheid. Ook de Wtp geeft op dit punt geen uitsluitsel.
Alternatieven voor de tweede pijler
In de Wtp ligt de focus vooral op het reguleren van de pensioenafspraken die worden gemaakt door werkgevers en werknemers in de tweede pijler. Met name voor dga’s en zzp’ers liggen er onvermoede kansen in de derde pijler; het lijfrenteregime. De Wtp voorziet namelijk in een uitbreiding van de mogelijkheden om binnen de kaders van het lijfrenteregime een adequate oudedagsvoorziening op te zetten.
Uitbreiding jaarruimte
De mogelijkheden om binnen de jaarruimte premies die zijn betaald voor lijfrenteverzekeringen en bancaire lijfrentes af te trekken, worden behoorlijk opgerekt. Zo wordt allereerst het percentage van de premiegrondslag van 13,3% verhoogd naar 30%. Onduidelijk is nog per welke datum deze verruiming ingaat. Wordt die hetzelfde als die van de overige maatregelen uit de Wtp, of wordt het een jaar later? Dat laatste percentage van 30% is hetzelfde als de maximaal fiscaal toegestane ruimte binnen het tweede pijler pensioen. Het bedrag van de te hanteren AOW-franchise voor de jaarruimte wordt ook gelijkgeschakeld aan hetgeen in de tweede pijler tenminste moet worden gehanteerd.
Verder wordt de periode waarin een belastingplichtige lijfrentepremies kan aftrekken uitgebreid. Nu is het nog zo dat je maximaal gebruik mag maken van de jaarruimte tot het jaar waarin je de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Deze termijn wordt verlengd tot een leeftijd die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd.
Omdat de derde pijler (lijfrentes) wordt gezien als een aanvulling op de tweede pijler (het werknemerspensioen) moet de aftrek in de jaarruimte worden verminderd met de aangroei van de pensioenaanspraken in de tweede pijler. Dit geldt voor zzp’ers die ook in loondienst zijn. De manier waarop rekening moet worden gehouden met deze aangroei (de zogenaamde factor A) gaat veranderen. Met ingang van 2024 moet je voor de bepaling van de factor A uitgaan van de in het voorafgaande jaar ingelegde premies voor ouderdomspensioen en partnerpensioen op of na pensioendatum. Eventuele premies die worden betaald in het kader van een compensatieregeling mogen buiten beschouwing worden gelaten.
Uitbreiding reserveringsruimte
Ook de mogelijkheden in de reserveringsruimte worden uitgebreid. Allereerst wordt de terugwentelingsperiode van zeven jaar vergroot naar 10 jaar. Daarnaast wordt het maximaal te storten bedrag verhoogd naar € 38.000.
Tijdelijke lijfrentes
Een nevendoel van de Wtp is om een arbeidsvormneutraal pensioenkader te creëren. Dat zou betekenen dat het lijfrente- en pensioenregime zoveel mogelijk moesten worden geharmoniseerd. Onderdeel van dat plan was om de tijdelijke lijfrentevormen die we nu kennen af te schaffen en het alleen nog mogelijk te maken om een levenslange lijfrente af te sluiten. Immers pensioenuitkeringen kennen alleen een levenslang karakter. In de MvT constateert de regering dat er voor dit onderdeel van de harmonisering een beperkt maatschappelijk draagvlak is. Om die reden blijft de tijdelijke oudedagslijfrente ook na 1 januari 2023 in stand. Ook het bestaande overgangsrecht voor de overbruggingslijfrente blijft onaangetast.
Conclusie
Wanneer je als overheid en sociale partners echt werk wilt maken van een oplossing, dan helpen naar mijn mening vrijwillige experimenteermogelijkheden niet. Laat dan de sociale partners nu eindelijk eens de verantwoordelijkheden/mogelijkheden oppakken die ze hebben binnen het huidige stelsel en overgaan tot verplichte deelname. Voor ondernemers/ zzp’ers wat mij betreft met de mogelijkheid voor een flexibele premie inleg.
De concurrentie van de verruimde mogelijkheden in de derde pijler zal zeker invloed hebben op het succes van de voor de voorgestelde experimenteerruimte. Datzelfde geldt overigens ook voor de dga. Het zal voor hem/haar een stuk aantrekkelijker worden om in de derde pijler een oudedagsvoorziening op te bouwen dan in de, veel duurdere individuele, tweede pijler. En dat vergt van de accountant een proactieve houding daar waar het gaat om het maken van keuzes door de dga en de zzp’er.
Mr. Edwald de Voogd van der Straten cpl is Pensioenjurist bij Fiscount
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.