Het toenmalige Joanknecht & Van Zelst is tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens een in België woonachtig ondernemersechtpaar, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een tussenuitspraak geoordeeld. Toch kan een beroep op de algemene voorwaarden door het accountantskantoor mogelijk nog roet in het eten gooien voor het echtpaar.
Van box 1 naar box 3
Beide partijen procederen al jaren. De zaak draait om een in België woonachtig echtpaar met een eigen bedrijf. In 2005 kopen zij (privé) een bedrijfspand in Valkenswaard, dat in de IB-aangiften in box 1 terechtkomt. In 2006 schenkt het paar aan hun kinderen aandelen in de Belgische vennootschap die voor 75% eigenaar is van de overkoepelende holding, onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik. Daarna worden nog drie andere panden gekocht ten behoeve van het bedrijf.
In 2009 neemt de Belastingdienst contact op: de aangifte over 2006 is niet juist. Er is geen rekening gehouden met de overdracht van de aandelen. ‘Als gevolg van deze overdracht verschuift het pand in Valkenswaard alsmede de schuld met betrekking tot het pand van box 1 naar box 3. Wij willen u vriendelijk verzoeken bij het opleggen van de definitieve aanslag rekening te houden met bovengenoemde verschuiving.’ Daarna worden de panden (tot en met 2011) in box 3 opgenomen.
Rechtszaak tegen Joanknecht & Van Zelst
Het echtpaar spant daarna een rechtszaak aan tegen Joanknecht & Van Zelst. De Hoge Raad is in 2019 in cassatie gevoelig voor het argument van het echtpaar dat zij er bij de aankoop van het bedrijfspand van uitgingen dat de resultaten daarvan na beoogde herstructurering van het vermogen in box 3 zouden worden belast. Op advies van Joanknecht hebben zij daarom naar eigen zeggen het pand in privé aangekocht.
Terugverwijzing hof
De zaak kwam daarna weer bij het hof terecht. In een eerdere tussenuitspraak bepaalde het hof vorig jaar dat het echtpaar mag bewijzen zij er bij de aankoop (in oktober 2005) van een bedrijfspand in Valkenswaard van uitgingen dat de resultaten daarvan na de beoogde herstructurering van hun vermogen in box 3 zouden worden belast. Ook krijgen ze de kans om bewijs te leveren dat zij op advies van Joanknecht, vooruitlopend op die herstructurering, het bedrijfspand in privé hebben aangekocht en dat hun adviseur bij Joanknecht tegen hen heeft gezegd dat het bedrijfspand na een aandelenschenking aan hun kinderen in box 3 zou worden belast.
Tweede tussenuitspraak
In een nieuwe tussenuitspraak oordeelt het hof nu dat dat bewijs is geleverd. De in België wonende man en vrouw hebben het bedrijfspand voor zakelijke verhuur aangekocht met hun destijds voor Joanknecht kenbare bedoeling dat het als gevolg van een geplande herstructurering van het vermogen (de schenking van de aandelen aan de kinderen) uiteindelijk in box 3 terecht zou komen. Joanknecht had dit zelfs geadviseerd. Daartegenover heeft Joanknecht geen tegenbewijs geleverd en zijn er ook geen contra-indicaties bewezen of gebleken. De door Joanknecht ingeroepen besprekingsverslagen van de notaris van 13 maart en 4 april 2006 wijzen wel enigszins op de wens van het echtpaar om enige zeggenschap te houden (wat de man al via STAK Planef had) en duiden niet op een duidelijke wens om een inkomstenstroom te kunnen genereren, laat staan dat voor hem deze wens zwaarder woog dan de wens om het pand na de herstructurering in box 3 aan te houden.
Joanknecht tekortgeschoten
Het komt er dus op neer dat Joanknecht in haar zorgplicht jegens de man en vrouw is tekortgeschoten: zij heeft, bekend met de door haar zelf geadviseerde aankoopbedoeling voor box 3, het echtpaarer niet (tijdig) op gewezen dat het vruchtgebruik alsnog zou beletten dat het privé aan te kopen c.q. aangekochte pand, zoals geadviseerd, in box 3 terecht zou komen. Het hof tekent hierbij aan dat het woord “spontaan” in rov. 3.8 van het tussenarrest wellicht verwarring heeft gewekt: daarmee is alleen maar bedoeld dat Joanknecht, toen zij eenmaal wist van aankoopbedoeling, voor de gevolgen van het vruchtgebruik had moeten waarschuwen.
Overigens hield die tekortkoming niet méér in. Het aankoopadvies ter belegging in de privésfeer in box 3 na de aandelenoverdracht was op zichzelf niet onjuist maar werd alleen onderuitgehaald door het voorbehoud van vruchtgebruik, waartegen Joanknecht, bekend met de door haar zelf geadviseerde aankoopbedoeling, op grond van haar zorgplicht [appellanten] had moeten waarschuwen.
Exoneratiebepalingen in de algemene voorwaarden
Zoals in het tussenarrest van 3 augustus 2021 is overwogen, lag aan die advisering in het kader van de bedrijfsoverdracht en de door Joanknecht voor het echtpaar verzorgde aangiften inkomstenbelasting een contractuele relatie tussen het echtpaar en Joanknecht ten grondslag. Aanvankelijk vond deze advisering aan het echtpaar plaats in het kader van de bredere accountants- en belastingadviesrelatie van Joanknecht met DAG. In haar brief van 23 november 2005 heeft Joanknecht aan het echtpaar zelf een mogelijke routing over vermogens- c.q. bedrijfsoverdracht binnen familieverband uitgewerkt. Aan de voet van iedere pagina stond: “Op al onze diensten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te [plaats2] en waarin onder meer een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.” In de periode van 2005 tot 2010 hanteerde Joanknecht algemene voorwaarden, waarin artikel 5 lid 3 aansprakelijkheid voor “indirecte schade” uitsloot en lid 4 aansprakelijkheid voor “directe vermogensschade” beperkte tot een bedrag gelijk aan het honorarium dat Joanknecht ter zaken aan opdrachtgever in rekening heeft gebracht.
Kennisname algemene voorwaarden
In het tussenarrest van 3 augustus 2021 heeft het hof geoordeeld dat het echtpaar die exoneratiebepalingen, onbestreden, hebben vernietigd op de in artikel 6:233, aanhef en onder b. BW opgenomen grond dat Joanknecht aan hen niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.
Joanknecht heeft het hof verzocht van deze bindende eindbeslissing terug te komen. Het accountantskantoor wijst er daarbij onder meer op (al eerder te hebben aangevoerd) dat de man en vrouw bekend moeten worden geacht met de algemene voorwaarden, althans voldoende gelegenheid hebben gehad daarvan kennis te nemen. Hierop heeft het hof inderdaad nog niet beslist, spreekt het hof in de nieuwe tussenuitspraak uit. Voordat het hof over dit een en ander beslist, mogen de man en vrouw nog op deze onderwerpen reageren.
Als het hof tot de conclusie komt dat de algemene voorwaarden wel van toepassing zijn, wordt het volgende van belang. Volgens Joanknecht in haar memorie van antwoord stellen de in België woonachtige man en vrouw dat de exoneratiebepalingen onredelijk bezwarend zijn en verwijzen zij naar de grijze lijst van artikel 6:237, aanhef en onder f. BW. Volgens dit artikel wordt bij een overeenkomst tussen een gebruiker (hier: Joanknecht) en een consument een in de algemene voorwaarden voorkomend beding vermoed onredelijk bezwarend te zijn dat de gebruiker geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding. Het hof moet dan beoordelen of de man en vrouw consumenten waren en of de exoneratiebepalingen in strijd komen met genoemd artikel 6:237 sub f. BW.
Daarnaast zal het hof in dat geval ambtshalve moeten onderzoeken of de exoneratiebepalingen strijden met artikel 3 lid 3 van de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, en meer speciaal of zij, in strijd met de Bijlage van de in artikel 3 lid 3 bedoelde bedingen, een beding vormen dat tot doel of tot gevolg heeft b) de wettelijke rechten van de consument ten aanzien van de verkoper in geval van volledige of gedeeltelijke wanprestatie of van gebrekkige uitvoering door de verkoper van een van diens contractuele verplichtingen op ongepaste wijze uit te sluiten of te beperken. In dat verband kan ook van belang zijn of met de bedingen in kwestie de aansprakelijkheid voor alle schade wordt uitgesloten of (drastisch) beperkt; het is het hof op dit moment niet duidelijk welke bij een fout van een accountant te verwachten schade niet valt onder de begrippen “indirecte schade” of “directe vermogensschade”.
Over álle aspecten hiervan mogen beide partijen zich uitlaten, eerst het echtpaar en vervolgens Joanknecht. Pas hierna zal het hof oordelen over het verweer van Joanknecht dat het beroep van de man en vrouw op vernietiging van de algemene voorwaarden in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Het hof gaat ondertussen in de nieuwe tussenuitspraak vast in op een aantal andere kwesties, zoals de vraag of de man en vrouw, als Joanknecht hen tijdig voor het voorgenomen voorbehoud van vruchtgebruik had gewaarschuwd, dan in september 2006 daarvan bij de schenking zouden hebben afgezien.
De slotsom is dat de zaak naar de rol wordt verwezen opdat partijen zich, nu uitsluitend, uitlaten naar aanleiding van de geschilpunten over de algemene voorwaarden. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9504
Ontevreden klant krijgt kans om tekortkoming Eindhovens accountantskantoor te bewijzen
Hoge Raad volgt conclusie AG over belastingadvies bij verkeerde verwachtingen klant