Mag er belastingrente worden berekend over een bedrag en een periode waarin de Belastingdienst, vanwege de betaling van een eerdere voorlopige aanslag, al beschikte over het te betalen belastingbedrag? Die vraag wordt in een arrest van de Hoge Raad van vrijdag ontkennend beantwoord. Daarmee boekt de BV die de zaak had aangespannen een onverwacht succes, want de rechtbank en het hof stelden eerder nog de fiscus in het gelijk.
Belastingrente
In de zaak bij de Hoge Raad draaide het om de situatie dat het belastingplichtige bedrijf eerst een bedrag aan belasting op een voorlopige aanslag heeft betaald en een deel van dat bedrag op een later tijdstip weer via een tweede voorlopige aanslag – die in een teruggaaf resulteerde – heeft terugontvangen. Bij een derde voorlopige aanslag bleek de belastingplichtige BV echter toch nog te moeten bijbetalen. Over het bij te betalen bedrag van die derde voorlopige aanslag werd belastingrente berekend. Die belastingrente werd ook berekend over een deel van de periode tussen de eerste voorlopige aanslag en de voorlopige teruggaaf, terwijl de Belastingdienst in die periode al over het bedrag aan belasting beschikte dat uiteindelijk nog op de derde voorlopige aanslag moest worden bijbetaald.
Geen rentenadeel
Het bedrijf vond de renteberekening in zoverre in strijd met het doel en de strekking van de belastingrenteregeling omdat er in die periode dus geen rentenadeel was geleden. In de zaak die daarover werd aangespannen was in geschil of in een dergelijk geval over die periode terecht belastingrente in rekening is gebracht. Zowel de rechtbank als het hof verwierp het (hoger) beroep van de BV. Het hof oordeelde dat de wettelijke regeling over belastingrente correct is toegepast en dat de rente terecht in rekening is gebracht.
Oordeel Hoge Raad
De BV stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
De belastingrenteregeling komt erop neer dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag door toedoen van de belastingplichtige te lang op zich heeft laten wachten. De inspecteur vergoedt belastingrente als hij te lang heeft gedaan over het vaststellen van een belastingaanslag met een uit te betalen bedrag. Bij vermindering van een belastingaanslag wordt de al betaalde belastingrente naar evenredigheid teruggegeven.
Letterlijke toepassing van de belastingrenteregeling leidt ertoe dat in een geval als in deze zaak ook belastingrente wordt berekend over een in een belastingaanslag begrepen bedrag en over een periode waarin de Belastingdienst al beschikte over dat belastingbedrag vanwege een voorlopige aanslag die eerder in dezelfde belasting is opgelegd aan dezelfde belastingplichtige voor hetzelfde belastingtijdvak.
Gevolg kan niet worden aanvaard
De Hoge Raad is van oordeel dat dit gevolg niet kan worden aanvaard. Dat zou volgens de Hoge Raad leiden tot een onverklaarbare afwijking van de regeling over verzuimrente in de Algemene wet bestuursrecht (de Awb), bij welke regeling de wetgever heeft willen aansluiten. Die regeling voorziet erin dat rente wordt berekend wanneer het bestuursorgaan of de burger in verzuim is. De verzuimrenteregeling in de Awb is gebaseerd op en verwijst naar de regeling over de wettelijke rente in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald dat het niet-voldoen van een vordering in geld leidt tot renteschade die gecompenseerd dient te worden.
Deze verzuimrenteregelingen, waarbij de fiscale wetgever heeft willen aansluiten, veronderstellen dus het bestaan van een nog niet betaalde hoofdsom en te compenseren renteschade. Deze elementen ontbreken echter in een geval als dit voor de periode dat de Belastingdienst beschikte over het verschuldigde belastingbedrag. Daarom mag over die periode geen belastingrente worden berekend.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en vermindert het bedrag aan belastingrente.
Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2022:1673
Bron: HR