
Taxidienst Uber heeft in Nederland geen afspraken gemaakt met de Belastingdienst over fiscale voordelen, concludeert een intern onderzoek bij de fiscus. Die heeft ook geen vertrouwelijke informatie gelekt. Externe deskundigen bevestigen dat, blijkt uit stukken die aan de Tweede Kamer zijn gestuurd.
Hoge ambtenaren bij Financiën zouden de regels hebben overtreden om het de Amerikaanse vervoeraanbieder in 2015 makkelijker te maken de Nederlandse markt op te komen, meldde het FD afgelopen zomer. Dat leidde tot Kamervragen en een intern onderzoek bij de Belastingdienst. Dat onderzoek is niet openbaar gemaakt; wel zijn drie externe deskundigen gevraagd om het onderzoek te beoordelen. Dat zijn hoogleraren belastingrecht Henk Vording en Jan Bouwman en Jacques Overgaauw, voormalig vicepresident van de Hoge Raad. Hun oordeel is door staatssecretaris Van Rij (fiscaliteit) naar de Tweede Kamer gestuurd.
Informatie vergaren was een inspanning
De externe beoordelaars onderschrijven de conclusie dat Uber niet is bevoordeeld. Ze maken wel kanttekeningen bij het onderzoek. Echt makkelijk verliep de informatievoorziening niet, constateren ze bijvoorbeeld. ‘De toon is soms defensiever dan nodig. Soms is het beeld niet meer volledig te reconstrueren omdat bijvoorbeeld gespreksverslagen ontbreken. Onze aanbeveling: laat dat gewoon zien.’ En verderop: ‘Het is duidelijk dat de onderzoeksgroep een inspanning heeft moeten leveren om de relevante schriftelijk vastgelegde informatie over de communicatie met Uber compleet te krijgen.’ Desondanks hebben de externe onderzoekers nergens de indruk gekregen dat het onderzoek onvolledig is. ‘Wel blijft de contextualisering van de feitenreconstructie en van de duiding daarvan enigszins beperkt. Denk aan onderwerpen als de normale gang van zaken bij internationale informatieuitwisseling, de omgang met nieuwe bedrijfsmodellen in het algemeen, de invulling van de geheimhoudingsplicht van belastingambtenaren in grensoverschrijdende situaties.’
Geschikt in de regels
Maar de conclusie is dat Uber nooit bevoordeeld is geweest en die conclusie wordt niet in twijfel getrokken. ‘Uiteindelijk heeft Uber zich in het kader van een mede door Nederland geleide multilaterale controle geschikt in de fiscale regels zoals die in Europese staten gelden.’ De slotsom is dat de Belastingdienst ‘informeel maar professioneel’ heeft gehandeld. Aanbevelingen van de interne onderzoekers worden door de drie externen overgenomen. Een daarvan: ‘Van telefonisch contact met een grote belastingplichtige zou wat ons betreft ook wel wat meer mogen worden vastgelegd dan datum en duur. Met name zou het de voorkeur verdienen dat alles dat door belastingplichtige kan worden opgevat als een toezegging of afspraak schriftelijk wordt bevestigd en gearchiveerd.’ Dat is nu niet gebeurd, waardoor de conclusie is getrokken dat het lekken van informatie door de Belastingdienst aan Uber niet is aangetoond.
Geen oordeel over opstelling jegens Frankrijk
Onduidelijk blijft hoe de fiscus zich heeft gedragen tegenover de buitenlandse tegenhangers en of bij Frankrijk is gepleit voor een soepel fiscaal regime voor Uber – en of informatie daarover met medewerkers van het bedrijf is gedeeld. De onderzoekers geven daarover geen oordeel. ‘Terwijl niet aannemelijk is geworden dat Nederland aan Uber inlichtingen heeft verstrekt over de Franse onderhandelingsinzet, is wel denkbaar dat Nederland zich door eigen heffingsbelang heeft laten leiden in de opstelling jegens Frankrijk. Dat lijkt ons overigens niet ongebruikelijk en leidt niet tot juridische vragen.’ Maar: ‘Zo zou het ter vermijding van later misverstand inderdaad goed zijn dat Nederland een andere staat verzoekt om intrekking van zijn vraag om inlichtingen zodra die vraag wordt ingehaald door het starten van een multilaterale controle.’