De invoering van het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens wordt uitgesteld naar 1 januari 2024. Dat schrijft minister Schouten van Pensioenen in de nota naar aanleiding van het verslag die ze naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
De regering vindt het belangrijk dat deelnemers goed worden geïnformeerd over het keuzerecht bedrag ineens. Dit vergt allereerst goede informatie vanuit pensioenuitvoerders en daarnaast voldoende tijd voor een deelnemer om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Het is belangrijk dat pensioenuitvoerders deelnemers tijdig informeren over de keuzemogelijkheid. Daarnaast wordt het wetsvoorstel met zorgvuldigheid door de Tweede Kamer behandeld, waarvoor een adequate termijn nodig is.
Geen gebruik van keuzerecht
De minister acht een voorgenomen inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2024 haalbaar. Een uitgestelde inwerkingtredingsdatum betekent wel dat deelnemers die vóór die datum met pensioen gaan geen gebruik kunnen maken van het keuzerecht bedrag ineens. De regering beseft dat hierdoor sommige deelnemers, geen gebruik van het keuzerecht kunnen maken, hoewel zij dit wellicht wel verwacht hadden. De regering hecht echter een groot belang aan zorgvuldige informatievoorziening en afgewogen keuzes van deelnemers, waardoor uitstel van de inwerkingtredingsdatum noodzakelijk bleek.
Inwerkingtreding op 1 juli 2023 niet haalbaar
Mede gezien het verzoek van de pensioenuitvoerders was de inwerkingtredingsdatum uitgesteld naar 1 juli 2023, zodat pensioenuitvoerders de benodigde voorbereidingstijd hebben en zij deelnemers tijdig kunnen informeren over de mogelijkheid van het opnemen van een bedrag ineens en de gevolgen daarvan. Met het oog op de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel is een inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2023 helaas niet meer haalbaar. Te meer omdat de regering het belangrijk vindt dat deelnemers tijdig worden geïnformeerd door hun pensioenuitvoerder en de Tweede Kamer het wetsvoorstel zorgvuldig kan behandelen.
Daarom stelt de regering voor om de inwerkingtredingsdatum op te schuiven naar 1 januari 2024. Daarbij merkt de regering wel op dat de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen, waarop dit wetsvoorstel een aanpassing is, al in 2021 is aangenomen door de Eerste Kamer. Aangezien het wetsvoorstel vooral een vereenvoudiging van de uitvoering van de uitgestelde uitbetaling van het keuzerecht bedrag ineens beoogt, die in samenspraak met de pensioenuitvoerders tot stand is gekomen, stelt de regering een inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2024 voor.
Hoe eerder duidelijkheid, hoe beter
Aangezien het aanbieden van het keuzerecht bedrag ineens een verplichting van de pensioenuitvoerder betreft, betekent dit dat het opnemen van een bedrag ineens vanaf de inwerkingtredingsdatum, nu voorgenomen op 1 januari 2024, bij alle pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en pensioenverzekeraars) mogelijk moet zijn. Hetzelfde geldt voor aanbieders van oudedagsvoorzieningen die zijn opgebouwd in de derde pijler. Hoe eerder er duidelijkheid is over het wetsvoorstel, hoe eerder de pensioenuitvoerders en aanbieders van oudedagsvoorzieningen die zijn opgebouwd in de derde pijler aan de slag kunnen en deelnemers c.q. consumenten kunnen informeren over het keuzerecht.
Bedrag ineens – 10% opnemen
Met het huidige wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan de motie Oomen-Ruijten c.s. om de opname van het bedrag ineens in de uitvoering minder complex en voor deelnemers beter uitlegbaar te maken. Op pensioeningangsdatum blijft de deelnemer, mits voldaan is aan de vereisten, bevoegd om 10% van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen in de vorm van een bedrag ineens op te nemen. Het bedrag ineens wordt op dat moment vastgesteld.
Uitstel uitbetaling bedrag ineens
De deelnemer krijgt met het voorliggende wetsvoorstel ook de mogelijkheid om het moment waarop dit bedrag aan hem wordt uitbetaald uit te stellen. Deze uitstelmogelijkheid is zowel in de uitvoering als in de communicatie minder complex dan het oorspronkelijke voorstel, omdat het om een kortere uitstelperiode gaat. Pensioenuitvoerders hebben bevestigd dat deze variant goed uitvoerbaar is.
Gegeven de aangepaste voorgenomen inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2024 betekent dit dat alle deelnemers met een pensioeningangsdatum op of na 1 januari 2024 de mogelijkheid krijgen om een bedrag ineens op te nemen en de uitbetaling van het bedrag ineens uit te stellen, indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Stel een deelnemer bereikt op 1 juli 2024 de AOW-gerechtigde leeftijd en wil dan ook het ouderdomspensioen laten ingaan. Voor deze deelnemer staat zowel de mogelijkheid open om een bedrag ineens op te nemen als de uitbetaling ervan uit te stellen tot januari 2025. Deelnemers die vóór 1 januari 2024 de AOW-datum bereiken kunnen überhaupt nog geen bedrag ineens opnemen, aangezien het keuzerecht dan nog niet in werking is getreden. Een speciale voorziening in overleg met de pensioenuitvoerder is daarom niet nodig.
Geen eerder genietingsmoment
Een bedrag ineens wordt genoten op het door de deelnemer en pensioenuitvoerder afgesproken moment waarop het bedrag ineens tot uitkering komt en wordt betaald aan de deelnemer. De deelnemer krijgt hierbij wettelijk de keuze het bedrag ineens bij de eerste uitbetaling van het pensioen te laten uitkeren of in de maand januari van het jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd (indien de deelnemer voldoet aan de gestelde voorwaarden).
Als de pensioendeelnemer ervoor kiest om gebruik te maken van de wettelijke uitstelmogelijkheid om het bedrag ineens te ontvangen in januari van het jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, is het bedrag ineens belast op het moment van betaling in januari van dat jaar. Van een eerder genietingsmoment van het bedrag ineens in de periode tot januari van het jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd (de uitbetalingsdatum van het bedrag ineens) is dan geen sprake. Gelet op de wettelijk gemaakte keuze is het bedrag ineens niet op een eerder moment vorderbaar en inbaar.
Nota naar aanleiding van verslag wetsvoorstel herziening bedrag ineens