Het belang van buitenlandse arbeid neemt toe voor Nederland. Het Platform Versterking Vaktechniek van de Belastingdienst schreef een rapport dat inzicht wil bieden in de loonheffingsvraagstukken die zich daarbij kunnen voordoen. De focus ligt op situaties waarin de werkgever in het buitenland gevestigd is en actief wordt in Nederland.
Het belang van buitenlandse arbeid neemt voor Nederland toe. Het aantal buitenlandse arbeidskrachten in Nederland steeg vóór de coronacrisis die in maart 2020 startte, gestaag. Hoewel de coronacrisis heeft geleid tot stagnatie of zelfs daling van het aantal buitenlandse arbeidskrachten in Nederland, is het de verwachting van het Centraal Planbureau en het Economisch Instituut voor de Bouw dat dit slechts tijdelijk van aard is.
De over langere tijd trendmatige stijging van het aantal buitenlandse arbeidskrachten heeft binnen de uitvoeringspraktijk ook geleid tot meer vragen over de fiscale behandeling van buitenlandse arbeidskrachten waarvan de werkgever niet in Nederland is gevestigd. Voor de vragen die betrekking hebben op de loonheffingen, beoogt het rapport op een gecompileerde en gestructureerde wijze een eerste inzicht te bieden in denkbare loonheffingsaspecten van voornoemde trend. Het rapport focust hierbij op situaties waarin de werkgever van een in Nederland tewerkgestelde arbeidskracht in het buitenland gevestigd is. Ofschoon deze duidelijke focus, zijn in de praktijk vele variaties denkbaar.
Het rapport bestaat uit zeven hoofdstukken. Na de inleiding in hoofdstuk 1 zien de hoofdstukken 2 en 3 vooral op de nationale wet- en regelgeving. Het centrale thema in deze hoofdstukken is onder welke voorwaarden een in het buitenland gevestigde werkgever in Nederland niet is vrijgesteld van inhouding van loonbelasting als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964. De hoofdstukken 4 en 5 besteden aandacht aan de regels in internationaal verband. Hoofdstuk 4 legt daarbij het accent op de toepassing van het verdragsartikel over niet-zelfstandige arbeid in het OESO-Modelverdrag (OESO-MV). Hoofdstuk 5 legt het accent op de regels over internationale premieheffing. Aansluitend op de beschrijving van de nationale en internationale regels die bepalen of Nederland over het loon van de werknemers van een buitenlandse werkgever kan en mag heffen, besteedt hoofdstuk 6 aandacht aan de vraag welk loon op grond van de Wet LB in de heffing mag worden betrokken. Het invorderingsdeel in hoofdstuk 7 zoomt in op de invorderingsaspecten die om de hoek komen kijken bij internationale situaties.
Het rapport is hier te downloaden.