Een belastingadvies- en accountantskantoor bracht ruim tien mille extra in rekening aan een vastgoedklant omdat er in verband met het aanpassen van de conceptjaarrekeningen extra werkzaamheden waren uitgevoerd. De klant ging daar niet mee akkoord en stapte naar de rechtbank, maar daar krijgt het kantoor grotendeels gelijk. Het belastingadvies- en accountantskantoor voerde aan dat de conceptjaarrekeningen moesten worden aangepast omdat de administratie die was aangeleverd door de klant een fout bevatte. De klant bracht daar onvoldoende tegenin, oordeelt de rechtbank.
Het belastingadvies- en accountantskantoor voerde sinds 2018 accountancy en fiscale werkzaamheden uit ten behoeve van de bedrijven Kess Corporation NV, Oosteinde Monumenten, Oosteinde Ontwikkeling en Condensatorstaete. Kess is de bestuurder van de andere vennootschappen. De ondernemingen houden zich bezig met (bemiddeling bij) handel, exploitatie, financiering en ontwikkeling van onroerende zaken.
Boekjaar 2020
De werkzaamheden voor Kess c.s. werden sindsdien verlengd, maar de vastgoedbedrijven lieten verschillende rekeningen van het kantoor onbetaald. Daarop stapte het kantoor uiteindelijk naar de rechtbank, waar betaling van € 28.200,28 aan facturen werd gevorderd. De vastgoedbedrijven brachten daar tegenin dat de facturen hoger waren dan was overeengekomen, zonder dat het accountantskantoor dit vooraf had gesignaleerd.
Tussen partijen staat vast dat het kantoor accountantswerkzaamheden en fiscale werkzaamheden voor Kess c.s. zou verrichten voor het boekjaar 2020 en dat het accountantskantoor dat ook heeft gedaan. Ook zijn partijen het erover eens dat de offerte van 16 januari 2018, de continuatieopdrachten van 13 januari 2020 en de algemene voorwaarden de grondslagen zijn voor de tussen hen geldende afspraken. Wat partijen verdeeld houdt, is onder meer de omvang van de facturen van het kantoor.
Oordeel rechtbank over omvang van de facturen
Uit de continuatieopdrachten van 13 januari 2020 blijkt dat het accountantskantoor voor het boekjaar 2019 de kosten voor de fiscale werkzaamheden en de accountantswerkzaamheden voor Kess c.s. heeft begroot op € 3.700 en € 12.130 exclusief BTW. Dit komt in totaal neer op een bedrag van € 19.154,30 inclusief BTW. De tijdsbesteding voor (ad hoc) begeleiding en advisering was daarin niet inbegrepen. Het accountantskantoor heeft voldoende onderbouwd dat zij voor het boekjaar 2020 een bedrag van € 29.525,50 heeft gedeclareerd, oordeelt de rechtbank.
Het accountantskantoor heeft verder aangevoerd dat in het hiervoor genoemde bedrag de kosten van extra werkzaamheden zijn inbegrepen en dat de kosten van deze extra werkzaamheden € 10.314,50 hebben bedragen. Het kantoor komt vervolgens met een lijst extra werkzaamheden.
Aanpassen conceptjaarrekeningen extra werkzaamheid?
Kess c.s. hebben betwist dat het aanpassen van de concept jaarrekeningen kan worden gekwalificeerd als extra werkzaamheid. De concept jaarrekeningen voor het boekjaar 2020 moesten worden aangepast omdat het accountantskantoor daarin een fout had gemaakt, terwijl het aanpassen van concept jaarrekeningen bovendien hoort bij de reguliere werkzaamheden, aldus Kess c.s. Het accountantskantoor heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de concept jaarrekeningen moesten worden aangepast omdat de administratie die bij haar was aangeleverd door Kess c.s. een fout bevatte. Daar hebben Kess c.s. onvoldoende tegen ingebracht. Voor het overige hebben Kess c.s. de stellingen van het accountantskantoor over de extra werkzaamheden niet betwist. Weliswaar hebben Kess c.s. betoogd dat hun groeicijfers geen invloed kunnen hebben gehad op de werkzaamheden van het accountantskantoor, maar het kantoor heeft de gevolgen van de groeicijfers niet opgevoerd in haar overzicht van de extra werkzaamheden. Of de groeicijfers van Kess c.s. gevolgen hebben gehad voor de werkzaamheden van het accountantskantoor kan daarom in het midden blijven.
De rechtbank neemt gelet op het voorgaande tot uitgangspunt dat de door het accountantskantoor gestelde extra werkzaamheden zijn verricht, dat dit extra werkzaamheden waren en dat de kosten daarvan € 10.314,50 hebben bedragen. Het voorgaande betekent dat de kosten van de reguliere werkzaamheden voor het boekjaar 2020 (€ 29.525,50 – € 10.314,50 =) € 19.211,– hebben bedragen. Dat wijkt nauwelijks af van het voor het boekjaar 2019 begrote bedrag voor de reguliere werkzaamheden.
Signaleren van extra werkzaamheden
Het accountantskantoor heeft verder aangevoerd dat alle extra werkzaamheden in opdracht van Kess c.s. hebben plaatsgevonden en dat dus bij Kess c.s. bekend was dat door het kantoor extra werkzaamheden werden verricht. De rechtbank volgt het accountantskantoor in haar stelling dat het signaleren van de extra werkzaamheden onder die omstandigheden niet aan de orde was. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in de offerte van 16 januari 2018 en de continuatieopdrachten van 13 januari 2020 is bepaald dat de tijdsbesteding voor (ad hoc) begeleiding en advisering niet was inbegrepen in de offertes en tegen uurtarief in rekening zou worden gebracht. Het was bij Kess c.s. dus (ook) bekend dat de kosten van de extra werkzaamheden bovenop de kosten van de reguliere werkzaamheden zouden komen en hoe deze zouden worden berekend.
Slotsom is dat de bezwaren die Kess c.s. tegen de omvang van de facturen van het accountantskantoor hebben aangevoerd, niet opgaan.
(Gevolgen) opschorting werkzaamheden
De rechtbank oordeelt verder onder meer dat Kess c.s. op grond van artikel 9.4 van de algemene bepalingen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de facturen van het accountantskantoor. Het kantoor was bovendien bevoegd haar werkzaamheden op te schorten omdat de facturen niet werden betaald.
Als gevolg van de (bevoegde) opschorting heeft het kantoor haar werkzaamheden voor het boekjaar 2020 niet afgemaakt en is de opdracht voortijdig geëindigd. Op grond van artikel 7:411 lid 2 Burgerlijk Wetboek kan de opdrachtnemer bij een voortijdige beëindiging van de opdracht aanspraak maken op het volle loon als dat redelijk is en het eindigen van de overeenkomst niet aan hem is toe te rekenen. Wel moeten ingevolge artikel 7:411 lid 2 Burgerlijk Wetboek op het bedrag van het loon de eventuele besparingen als gevolg van de voortijdige beëindiging in mindering worden gebracht.
Dat het kantoor haar werkzaamheden voor het boekjaar 2020 niet heeft afgemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan haar toerekenbaar, omdat zij haar werkzaamheden terecht heeft opgeschort. Vast staat verder dat het kantoor tot 10 september 2021 werkzaamheden voor Kess c.s. heeft verricht. Onder deze omstandigheden kan het kantoor aanspraak maken op het volle loon, minus eventuele besparingen.
De conclusie is uiteindelijk dat Kess c.s. (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van in totaal € 23.463,13 aan facturen en de wettelijke handelsrente daarover vanaf de vervaldata. Ook worden de vastgoedbedrijven hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 1.009,63 voor de buitengerechtelijke incassokosten en moet er voor € 4.472,33 aan proceskosten worden betaald.