Als de thuiswerker minder dan 50% thuiswerkt in zijn/haar woonland, kan de sociale zekerheidswetgeving van het land waar de werkgever is gevestigd van toepassing blijven. Daarover is de Europese Commissie het onlangs eens geworden.
De overeenkomst treedt uiterlijk 1 juli 2023 in werking. Dan zou de zogenoemde ‘No impact policy’ aflopen. Met deze nieuwe overeenkomst wordt dus in veel gevallen voorkomen dat een ander sociaal zekerheidsstelsel op hen van toepassing is door thuiswerken in het woonland.
Opting-in
Werknemers kunnen gebruik maken van deze afspraken via een ‘opting-in’ regeling. Dit betekent dat een A1-verklaring dient te worden aangevraagd op basis van artikel 16 van de EU Verordening. Afhankelijk van de Lidstaten die de regeling nog moeten ondertekenen, kan een lager percentage dan 49% thuiswerken worden toegestaan. Hoeveel procent van de totale werktijd thuisgewerkt kan worden, verschilt dus per lidstaat. Naar verwachting zal in ieder geval Oostenrijk de overeenkomst niet ondertekenen en een percentage van maximaal 40% thuiswerken hanteren, zoals apart overeengekomen met verschillende buurlanden. Het is op dit moment nog niet bekend wat de visie hiervan is van de Duitse, Belgische en Nederlandse overheid.
Wat betekent dit?
Afhankelijk van de combinatie van het woon- en werkland, kunnen werkgevers en werknemers via een ‘opting-in’ regeling tot maximaal 49% thuis blijven werken, zonder dat dit gevolgen heeft voor de sociale zekerheidspositie van de werknemer. De Europese Commissie heeft een nieuwe werkgroep opgericht die werkt aan een nieuwe bepaling voor de Europese sociale zekerheidsverordening, die uiterlijk eind 2024 gereed moet zijn. Voor nu wordt dus aangesloten bij het percentage per lidstaat, totdat er een uniforme regeling is voor alle landen.