Als een btw-ondernemer constateert dat hij een onjuiste btw-aangifte over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren heeft gedaan en daardoor te weinig omzetbelasting heeft afgedragen, moet hij een suppletie indienen. Volgens een inspecteur voldoet die ondernemer niet aan zijn verplichtingen (en krijgt hij een boete) als hij zijn btw-schuld in de jaarrekening van de Vpb-aangifte opneemt.
Balanspost
Het indienen van de suppletieaangifte is bedoeld om alsnog de juiste inlichtingen te verstrekken op een manier die de inspecteur aangeeft. In een zaak die speelde voor de Hoge Raad heeft een fiscale eenheid (FE), die gevormd werd door twee besloten vennootschappen, geen suppletieaangifte als zodanig gedaan. Wel heeft de FE op de jaarrekening bij de aangifte vennootschapsbelasting een balanspost te betalen omzetbelasting opgenomen en gespecificeerd als omzetbelasting suppletie.
Naar aanleiding van deze balanspost startte de inspecteur een boekenonderzoek en zag de inspecteur daarin een reden om de FE een naheffingsaanslag omzetbelasting en een vergrijpboete op te leggen.
Btw-verplichting
Die boete werd echter door het Hof Den Haag vernietigd. Volgens het Hof heeft de FE door de jaarrekening inclusief de btw-schuld aan de Belastingdienst te sturen specifieke inlichtingen verstrekt over haar btw-verplichting. Het gestarte boekenonderzoek betekende volgens het Hof zelfs dat de inspecteur de ontvangen informatie als zodanig heeft opgevat. En dus valt volgens het Hof niet te zeggen dat de FE haar inlichtingenverplichting heeft geschonden (zie NTFR 2021/1558).
Pleitbaar standpunt
Nu is het natuurlijk niet zo dat een btw-ondernemer via zijn aangifte vennootschapsbelasting kan voldoen aan zijn suppletieaangifte. De Hoge Raad vindt dit een onjuist standpunt. Het kan echter niet tot cassatie leiden omdat het standpunt wel pleitbaar is geweest, althans vóór dit arrest, besluit de Hoge Raad. Daarom ook wordt de door de inspecteur opgelegde boete vernietigd.