Financiën voelt er niets voor om wettelijk vast te leggen dat bedrijven die extra winst maken dankzij een crisis, via een overwinstbelasting altijd een extra bijdrage betalen aan de samenleving. Dat is te ingewikkeld, laat staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer weten, en de angst bestaat dat ondernemingen Nederland dan niet meer aantrekkelijk vinden.
De Kamer had moties van onder anderen Volt-Kamerleden Dassen en Koekkoek en GroenLinks-lid Van der Lee aangenomen met de vraag of er in het belastingstelsel niet standaard een solidariteitsheffing kan worden opgenomen voor bedrijven die profiteren van een crisis. Voor 2022 geldt een tijdelijke bijdrage voor fossiele bedrijven die onevenredig veel winst hebben gemaakt dankzij de oorlog in Oekraïne. De winst die uitkomt boven de 120 procent van het gemiddelde over de jaren 2018-2021 wordt met 33 procent extra belast. Op aardgaswinning is voor 2023 en 2024 een solidariteitsbijdrage van toepassing via een verhoging van de zogeheten cijns in de Mijnbouwwet.
Arbitrair en subjectief
Vastleggen dat bedrijven die garen spinnen bij crises daarvoor een bijdrage moeten leveren aan de samenleving, gaat Van Rij echter te ver: ‘Een algemene wettelijke basis creëren voor een overwinstbelasting voor bedrijven die onevenredig veel profiteren van een crisis is juridisch niet mogelijk en wordt door het kabinet bovendien onwenselijk geacht’, aldus de staatssecretaris. Hij gaat terug naar de basis: belasting bestaat uit een belastingplichtige, de belastinggrond waarover wordt geheven en een tarief. ‘Zonder dat duidelijk is welke doelgroep wordt belast, ten aanzien van welke overwinst en tegen welk tarief is het niet mogelijk een wettelijke grondslag te creëren. Overwinst is niet eenvoudig te definiëren en een definitie is al snel arbitrair en subjectief.’
Zo is het lastig vast te stellen waarmee overwinst precies moet worden vergeleken en wat er moet gebeuren als er na het jaar van overwinst verlies ontstaat. Er is daarnaast geen meetbaar criterium om vast te stellen of winst overwinst is.
Bang voor reactie bedrijven
Van Rij vindt een structurele solidariteitsbijdrage bovendien niet wenselijk. Daarbij stelt de bewindsman te hechten aan een (voor bedrijven) betrouwbare overheid. ‘Een bredere solidariteitsbijdrage waarvan op voorhand niet duidelijk is of deze aangrijpt en zo ja, wat de impact daarvan is, leidt tot rechtsonzekerheid voor belastingplichtigen en komt zowel de voorspelbaarheid van de wetgever als de betrouwbaarheid van de overheid niet ten goede.’ Hij vreest dat bedrijven investeringen gaan heroverwegen en dat
Nederland minder aantrekkelijk wordt voor toekomstige investeringen en innovatieve activiteiten.
Extra schijf
De Jong (D6) en Nijboer (PvdA) hadden in een motie verzocht om een extra schijf in de winstbelasting. Maar ook dat is wat de staatssecretaris betreft niet aan de orde. Hij beschrijft hoe het lage tarief voor de vennootschapsbelasting, waar 95 procent van de belastingplichtigen onder valt, door de jaren heen steeds verder omlaag is gegaan en hoe de schijfgrens bijna tweemaal zo hoog werd. Die beweging is dit jaar gestopt met een verhoging van het lage tarief naar 19 procent en het herstellen van de oude schijfgrens van 200.000 euro. Reden daarvoor was dat bedrijven steeds vaker activiteiten in verschillende vennootschappen onderbrachten om maar aan het hoge tarief te ontsnappen. ‘Het invoeren van een extra schijf (dat wil zeggen een derde schijf) in de vennootschapsbelasting zou daaraan contrair zijn. Dat kan immers voor belastingplichtigen opnieuw een prikkel vormen om activiteiten op te knippen in meerdere vennootschapsbelastingplichtige lichamen.’ Verder zou een derde schijf invoeren juridisch te moeilijk zijn.