
Het is een misvatting dat mensen niet geneigd zijn om meer te gaan werken omdat ze dan meer belasting gaan betalen, betogen economen Egbert Jongen en René Schulenberg in vakblad ESB. Deeltijdwerkers hebben in de meeste gevallen al een lagere belastingdruk dan mensen die fulltime werken. De belasting voor deze groep verlagen zal dus niet leiden tot een groter aanbod op de arbeidsmarkt.
Het kabinet wil de marginale belastingdruk verlagen om deeltijdwerkers – Nederland is wereldkampioen deeltijdwerken – te bewegen om meer uren te gaan maken. Dat zou dan een deel van de arbeidsmarktkrapte moeten oplossen. Die maatregel zal echter weinig zoden aan de dijk zetten, voorspellen Jongen en Schulenberg, beide werkzaam bij het Centraal Planbureau. De marginale druk is voor de meeste deeltijdwerkers al behoorlijk lager dan voor voltijdwerkers als gevolg van fiscaal beleid dat op deze groep gericht is en omdat de huishoudens waar deze deeltijdwerkers deel van uitmaken vanwege het inkomen van de partner geen recht op toeslagen hebben, zo stellen de twee. ‘Daarnaast reageren werkenden ook maar beperkt op financiële prikkels die de marginale druk verlagen. Een verdere verlaging van de marginale druk van deeltijdwerkers zal daarom vermoedelijk niet voor veel extra arbeidsaanbod zorgen.’
Wie minder dan twintig uur per week werkt, betaalt over de laatstverdiende euro in de meeste gevallen minder dan 25 cent belasting. Bij de voltijdwerkers heeft een op de drie een marginale druk van boven de 55 procent: van elke laatste verdiende euro blijft netto dus nog geen 45 cent over. Een deeltijdwerker die hetzelfde verdient als een voltijdwerker, heeft over het algemeen een lagere marginale druk.
Kinderopvang
Werknemers die gebruikmaken van formele kinderopvang hebben over het algemeen een hogere marginale druk dan werkenden die daar geen beroep op doen. ‘Het kabinet heeft plannen om het vergoedingspercentage in de kinderopvangtoeslag voor iedereen gelijk te trekken naar 96 procent. Dat verlaagt de marginale druk voor deze groep werkenden aanzienlijk. Met name vrouwen in paren met kinderen reageren enigszins – zij het vermoedelijk beperkt – op een verlaging van de marginale druk, waardoor er nog enig positief effect van uitgaat voor het arbeidsaanbod.’ Maar doordat in absolute zin het aantal gewerkte uren – ook van de vrouwen in paren met kinderen – slechts beperkt op financiële gevolgen reageert, mag er ook van deze wijziging niet te veel worden verwacht, aldus de economen.
Ze wijzen erop dat werken in deeltijd ook maatschappelijke en individuele waarde heeft, zoals mantelzorg, gezinstaken, vrije tijd en vrijwilligerswerk. ‘En ten tweede kunnen er ook andere redenen zijn om de marginale druk te verlagen. Bijvoorbeeld vanwege een rechtvaardigheidsgevoel.’
Structurele hervorming
Beleidsmedewerkers Miriam Gielen en Hans Beens (ministerie SZW) stellen in het ESB bovendien dat de marginale druk voor de meeste werkenden niet zo hoog is als vaak wordt gesuggereerd. ‘Bovendien zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de mate waarin een hoge marginale druk problematisch is. In voorkomende gevallen kan een hoge marginale druk uiteraard wel problematisch zijn, maar beleid om de marginale druk te verlagen zal altijd gepaard gaan met andere nadelen. Gegeven de wens om gerichte inkomensondersteuning te bieden aan lagere inkomens, liggen generieke verlagingen van de marginale druk daarom niet voor de hand. Wel kan het kansrijk zijn om extreme pieken in de marginale druk weg te nemen, met name bij groepen die gevoelig zijn voor financiële prikkels. Verdere optimalisering van de marginale druk zal echter alleen mogelijk zijn door middel van een meer structurele belastinghervorming.’