De Eerste Kamer boog zich deze week over de Wet toekomst pensioenen en zal daar naar verwachting volgende week over stemmen. Een aantal relevante punten uit de nota naar aanleiding van het verslag.
De Wet toekomst pensioenen wijzigt de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardiseert het nabestaandenpensioen, past de fiscale behandeling van pensioen aan en doet enkele andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (wetsvoorstel 36067). Het wetsvoorstel komt voort uit het in 2019 door het kabinet met werknemers- en werkgeversorganisaties gesloten pensioenakkoord.
Debat in Eerste Kamer
De plenaire behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer heeft plaatsgevonden op maandag 22 en dinsdag 23 mei 2023, waarbij een derde termijn en stemmingen plaatsvindt op dinsdag 30 mei 2023.
De stemmingen over het wetsvoorstel en de ingediende 23 moties vinden 30 mei in de avond plaats, in verband met de Eerste Kamerverkiezingen die middag. Er zal hoofdelijk worden gestemd over het wetsvoorstel.
Dat er een toekomstbestendiger pensioenstelsel moet komen, daarover was men het in de Eerste Kamer in meer of mindere mate eens. De woordvoerders waren wel verdeeld over de vraag of het voorliggende stelsel het juiste is.
Invoering jaar later
De grootste zorg van zowel voor- als tegenstanders vormt de invoering van de wet. Zij voorzien dat de in de wet genoemde datum van invoering (1 januari 2027) te vroeg zou komen voor de pensioenfondsen. In de zogeheten transitieperiode moeten miljoenen pensioenen worden overgezet naar het nieuwe stelsel. De minister kwam aan deze zorg tegemoet door toe te zeggen dat zij deze periode met een jaar zou verlengen, tot 1 januari 2028. Ook drongen alle woordvoerders aan op goede en toegankelijke communicatie over de nieuwe wet, zodat pensioendeelnemers weten wat de overgang naar het nieuwe stelsel voor hun individuele situatie betekent.
Minister Schouten heeft op 17 mei een nota naar aanleiding van het verslag Wet toekomst pensioenen naar de Eerste Kamer gestuurd (82 pagina’s). Wat staat er in de nota wat van belang is voor werkgevers en werknemers?
Drie contractvormen
In het nieuwe pensioenstelsel kunnen partijen kiezen uit drie contractvormen, te weten:
- de solidaire premieovereenkomst;
- de flexibele premieovereenkomst; en
- voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen: de premie-uitkeringsovereenkomst.
Sociale partners zullen een keuze maken naar gelang wat het beste past bij de specifieke kenmerken en omstandigheden in een bepaalde bedrijfstak of onderneming.
Verder bepalen sociale partners of een verzoek tot invaren zal worden gedaan. Het pensioenfonds heeft vervolgens een eigen verplichting om het invaarverzoek te beoordelen op diverse aspecten zoals uitvoerbaarheid en naleving van wettelijke voorschriften.
Persoonlijke vermogens
Een nieuw pensioenstelsel is volgens minister Schouten nodig om grotere transparantie over de persoonlijke vermogens te bieden, waarbij deelnemers erop kunnen vertrouwen dat het opgebouwde persoonlijke vermogen of het rendement daarover niet verschoven wordt naar andere deelnemers, maar voor hen gereserveerd staat.
Een andere reden voor het nieuwe pensioenstelsel is het eerdere perspectief op een koopkrachtig pensioen, doordat behaalde rendementen aan het persoonlijke vermogen worden toegevoegd en niet ten goede komen aan te vullen buffers zoals dat bij het huidige contract wel het geval is. Rendementen komen hierdoor eerder tot uitkering.
Transparantie pensioenopbouw
De doorsneepremie wordt niet afgeschaft met het wetsvoorstel toekomst pensioenen. De doorsneeopbouw van toezeggingen voor een zekere pensioenuitkering wordt wel afgeschaft. Belangrijke reden daarvoor is dat het niet transparant is voor deelnemers en dat de ervoor benodigde zekerheid erg duur is.
Het nieuwe pensioenstelsel en de nieuwe pensioencontracten vergroten de transparantie van de pensioenopbouw.
Meer inzicht
Deelnemers krijgen in het nieuwe pensioenstelsel meer inzicht in de ingelegde premie, het door hen opgebouwde pensioenvermogen en de behaalde rendementen. Door de communicatie van het persoonlijk (voor de uitkering gereserveerde) vermogen wordt meer inzichtelijk hoeveel pensioen er is opgebouwd.
Tegelijkertijd krijgen deelnemers (net als nu) inzicht in de verwachte pensioenuitkering tijdens pensionering, in drie scenario’s. Communicatie vindt in het nieuwe pensioenstelsel niet zoals nu plaats via het uniform pensioenoverzicht (UPO).
Ook in het huidige pensioenstelsel zijn er al premieregelingen met bijbehorende UPO-modellen, daarmee is daarom al langere tijd ervaring met informatieoverzichten voor premieregelingen.
Met de nieuwe contracten, en daarvoor voorgestelde informatievoorschriften, kunnen deelnemers de samenhang tussen die ontwikkelingen en hun pensioen beter van jaar tot jaar volgen. Dit draagt naar verwachting bij aan het begrip bij deelnemers en ook aan hun waardering voor het pensioen als arbeidsvoorwaarde.
Persoonlijker maken
De afschaffing van de doorsneesystematiek is een ander element dat bijdraagt aan het transparanter en persoonlijker maken van het pensioenstelsel. De voor de werknemers ingelegde premies worden niet langer herverdeeld, maar komen ten goede aan diens persoonlijke pensioenvermogen. Dit biedt hen meer inzicht in het verband tussen de ingelegde premies en de ontwikkeling van haar of zijn voor het pensioen gereserveerde vermogen.
Minister Schouten is dan ook van mening dat het nieuwe pensioenstelsel bijdraagt aan de begrijpelijkheid bij deelnemers over hun pensioen.
Perspectief op koopkrachtig pensioen
Ten aanzien van de nieuwe premieregelingen in het nieuwe pensioenstelsel geldt dat ook deelnemers die nog niet met pensioen zijn, profiteren van de voordelen van het nieuwe pensioenstelsel. Het nieuwe pensioenstelsel biedt eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen, is transparanter en persoonlijker en sluit beter aan op de arbeidsmarkt.
Uit doorrekeningen van onder andere het CPB en DNB blijkt dat de nieuwe pensioenregelingen naar verwachting leiden tot een koopkrachtiger pensioen dan het huidige pensioenstelsel. Bijvoorbeeld, omdat in de nieuwe pensioenregelingen geen nieuwe, hoge buffers hoeven worden opgebouwd, aangehouden en eventueel weer aangezuiverd. Daardoor kunnen rendementen eerder tot uitkering komen en voor de deelnemer betekent dit dat de rendementen eerder worden bijgeschreven bij zijn pensioenaanspraak. In dat geval gaat een voordeel voor de ene deelnemer niet ten koste van een nadeel voor een andere deelnemer. De afruil zit er meer in dat naast het eerder tot uitkering komen van rendementen, ook verliezen eerder terug te zien zijn in de persoonlijke pensioenvermogens.
Bij het invaren wordt het huidige pensioenvermogen omgezet naar aanspraken en rechten onder de nieuwe pensioenregelingen. Voor deze omzetting schrijft het wetsvoorstel een omrekenmethode voor en een kader waarbinnen keuzes gemaakt kunnen worden zoals het vullen van reserves. Hierdoor kan de transitie op evenwichtige wijze plaatsvinden.
Toetredingsleeftijd 18 jaar
De verplichte invoering van pensioendeelname voor 18-jarigen is bij amendement in de Tweede Kamer in de wet opgenomen.
Het is belangrijk dat zoveel mogelijk werknemers, waaronder jongeren, aanvullend pensioen opbouwen. Met de afschaffing van de doorsneesystematiek neemt het belang van vroege pensioenopbouw toe. Ondanks een relatief lage inleg op jonge leeftijd, kan wegens de lange beleggingshorizon een significante bijdrage worden geleverd aan een goed pensioen. Met de verlaging van de maximale toetredingsleeftijd van 21 naar 18 jaar zal het aantal werknemers dat pensioen opbouwt toenemen.
Als de opgebouwde pensioenaanspraken, door baanwisseling, slapersaanspraken worden, kunnen deze door middel van individuele waardeoverdracht of in geval van een klein pensioen via automatische waardeoverdracht worden overdragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder, zodat (administratie)kosten zo laag mogelijk blijven en in geval van een klein pensioen de pensioenbestemming behouden blijft.
De betreffende werknemer bouwt aanvullend pensioen op voor zover het inkomen boven de franchise uitkomt en betaalt daarvoor ook een daarbij passende pensioenpremie. Net zoals dat voor iedere werknemer geldt die zelf (een deel van) de pensioenpremie betaalt, wordt deze pensioenpremie ingehouden op zijn brutoloon en leidt dit tot een lager nettoloon. Dat is voor een 18-jarige niet anders dan voor een 21-jarige of 45-jarige.
Compensatie voor gemiste pensioenopbouw
Compensatie in de zin van dit onderliggende wetvoorstel is alleen bedoeld voor de afschaffing van de doorsneesystematiek. De afspraken in een sector met betrekking tot invaren, het contract en eventueel compensatie zijn sterk afhankelijk van de omstandigheden in die specifieke sector.
Compensatie ziet op gemiste toekomstige pensioenopbouw, omdat de wijze van pensioenopbouw in de periode waarin pensioen wordt opgebouwd, verandert. Daarom is compensatie alleen aan de orde voor deelnemers die pensioen opbouwen, oftewel actieve deelnemers. Dit geldt dus ook voor nieuwe deelnemers.
Overstappen naar nieuwe baan
Voorkomen moet worden dat werknemers zich laten weerhouden van een stap naar een nieuwe baan omdat zij daardoor geen compensatie meer zouden krijgen. Om die reden is in het wetsvoorstel vastgelegd dat werknemers die overstappen naar een nieuwe baan aanspraak krijgen op de daar geldende compensatieregeling. Daarmee wordt voorkomen dat er ongewenste arbeidsmarkteffecten ontstaan.
Effecten overstap naar nieuwe pensioenregeling
Decentrale sociale partners, werkgevers en werknemers, of de beroepsgenoten bekijken in de transitie wat de effecten zijn van de overstap op de nieuwe pensioenregelingen. Als hieruit blijkt dat bepaalde groepen onevenredig nadeel ondervinden, bepalen ze wat er nodig is om het nadeel te beperken én hoe ze dit willen financieren. Dit kan door het inleggen van extra premie waarbij de werkgever een rol kan spelen, maar in sommige gevallen ook uit het vermogen van het pensioenfonds.
Allereerst bepalen decentrale partijen of zij compensatie verlenen, hoeveel compensatie zij verlenen en op welke wijze zij dat financieren. Precies diezelfde vragen gelden voor inhaalindexatie. Uiteindelijk moeten de afspraken passen binnen de evenwichtige overstap naar het nieuw pensioenstelsel.
Progressieve premie toepassen
Voor pensioenregelingen met een progressieve premie geldt dat het niet mogelijk is om een dubbele transitie uit te voeren. Als gevolg daarvan dreigt een grote groep deelnemers geconfronteerd te worden met een onevenwichtige transitie. Daarom is in lijn met het Pensioenakkoord een overgangsregeling getroffen, die inhoudt dat de mogelijkheid om progressieve premies toe te passen, onder bepaalde voorwaarden wordt geëerbiedigd.
Ruimte voor compensatie
Voor deelnemers die een pensioenregeling hebben waar de dubbele transitie wel aan de orde is, wordt ook ruimte geboden voor compensatie, zodat ook in die gevallen een evenwichtige overstap mogelijk is. Voor beide situatie geldt dus dat het instrumentarium gekozen is dat past bij de concrete situatie met als doel een evenwichtige overstap mogelijk te maken voor alle deelnemers, ongeacht het type pensioenregeling dat de deelnemer nu heeft.
Uniform Pensioenoverzicht (UPO)
Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is onder meer bedoeld om de deelnemer te informeren over de verworven pensioenaanspraken en de te bereiken pensioenaanspraken, zowel voor ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen als arbeidsongeschiktheidspensioen. Ook informatie over de werkgeverspremie en de werknemerspremie over het afgelopen jaar staat op het UPO.
De elementen die verplicht op het UPO moeten staan volgen uit de Pensioenwet. Voor actieven gaat het om artikel 38 Pensioenwet en voor pensioengerechtigden om artikel 44 Pensioenwet, met de bijbehorende artikelen in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Meer informatie, bijvoorbeeld over de hoogte van de risicopremie, op het UPO levert niet automatisch meer transparantie en duidelijkheid op voor de deelnemer. In de pensioenovereenkomst kan de deelnemer terugvinden welke premiepercentage ten goede komt aan het nabestaandenpensioen.
Aan het UPO of de transitie-informatie kan een deelnemer geen rechten ontlenen, juridisch is het pensioenreglement leidend. Dat neemt niet weg dat pensioenuitvoerders gehouden zijn informatie te verstrekken die correct, duidelijk en evenwichtig is, conform artikel 48 van de Pensioenwet.
Helder, uniform en begrijpelijk overzicht
Pensioenuitvoerders kunnen op basis van het wetsvoorstel voldoende invulling geven aan het inzichtelijker maken van pensioen in een helder, uniform en begrijpelijk overzicht van oude en nieuwe pensioenaanspraken. Welk pensioenen hadden deelnemers kunnen bereiken, volgens drie scenario’s in de oude pensioenregeling, afgezet tegen diezelfde informatie na transitie. Dit geeft belangrijke informatie over de ontwikkeling van hun inkomensstroom.
Er is daarbij geen exact moment voorgeschreven wanneer de informatie moet worden verschaft, om ruimte te geven aan de individuele pensioenuitvoerders om op een passend moment, rekening houdend met de wettelijke communicatievereisten tijdig, duidelijk, evenwichtig en correct, te communiceren. Door ontwikkelingen op de financiële markten is het overzicht voor het transitiemoment niet het definitieve overzicht. Na het invaren krijgt de deelnemer wederom een overzicht. Indien er (grote) verschillen zitten in deze overzichten, licht de pensioenuitvoerder dat toe.
Solidariteit
Ook in de nieuwe premieregelingen blijft sprake van solidariteit. Voor werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, kent het betreffende pensioenfonds een acceptatieplicht; dat pensioenfonds mag geen werkgevers deelname aan het pensioenfonds weigeren, ook niet werkgevers met een ‘slecht risico’. Dat zijn werkgevers met een deelnemerspopulatie die extra risico kent. Denk daarbij aan werkgevers (die werknemers in dienst hebben) met een hogere kans op arbeidsongeschiktheid of werkgevers (die werknemers in dienst hebben) met een extra hoge levensverwachting. Het pensioenfonds mag ook niet de premie verhogen voor deze werkgevers, met een ‘slecht risico’.
Risicodekking vrijwillig voortzetten
Een gewezen deelnemer kan bij beëindiging van het dienstverband en daarmee het einde van deelnemerschap in de pensioenregeling na afloop van de uitloopperiode ervoor kiezen om de risicodekking uit de pensioenregeling vrijwillig voort te zetten. Bij een aansluitend dienstverband, waarbij dus geen sprake is van een uitloopperiode van drie (of zes) maanden, bestaat niet de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van de risicodekking.
De beslissing om een nieuwe dienstbetrekking aan te gaan, met alle arbeidsvoorwaarden die daarbij horen (waaronder ook afspraken over (partner)pensioen), ligt bij de werknemer. Het is niet passend om het nabestaandenrisico in dat geval wel door het oude collectief te laten delen.
Invaren
Sociale partners en pensioenfondsen moeten bij het invaren tot een integraal, evenwichtig besluit komen. Bij het invaren is er ruimte om aanvullende maatregelen met het oog op een evenwichtige transitie te nemen. Het verlenen van inhaalindexatie kan daar onderdeel van zijn.
Financiële positie pensioenfonds
Of en hoeveel ruimte er is voor compensatie vanuit het vermogen en/of inhaalindexatie (of andere transitiedoelen) is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Daarbij kunnen pensioenfondsen met een goede financiële positie ambitieuzer zijn bij het vormgeven van hun transitie. Maar er is ook ruimte geboden voor pensioenfondsen met een lage dekkingsgraad om bepaalde transitiedoelen te behalen.
Dekkingsgraad van 105% of lager
Indien pensioenfondsen een dekkingsgraad bij invaren hebben van 105% of lager, mag maximaal 5% van het totale fondsvermogen gebruikt worden om een compensatiedepot te vullen. Binnen deze 5% moet ook de eventuele vulling van een reserve en/of het gelijk houden van ingegane uitkeringen passen. Op deze manier is er ook bij lage dekkingsgraden ruimte om deze transitiedoelen te behalen, maar is deze ruimte tegelijkertijd beperkt om alle deelnemers te beschermen.
Sociale partners doen weliswaar een verzoek tot invaren, maar pensioenfondsbesturen zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het invaarbesluit. Zij bepalen of zij het verzoek kunnen inwilligen en op welke wijze zij het invaarbesluit vormgeven. Zij doen dit met inachtneming van evenwichtige belangenafweging.
Het wetsvoorstel stelt hierbij enkele aanvullende eisen om te borgen dat alle belangen meegewogen worden. Dit betreft onder meer het adviesrecht van het verantwoordingsorgaan op het invaarbesluit.
Pensioenfonds moet informeren
Het is daarbij belangrijk dat sociale partners op de hoogte worden gebracht van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan. Het wetsvoorstel toekomst pensioenen regelt dan ook dat het pensioenfonds de werkgever of sociale partners hierover informeert. Zodoende kunnen zij hun invaarverzoek heroverwegen en aan de hand van deze bevindingen het verzoek zo nodig actualiseren.
Evenwichtig besluit pensioenfonds borgen
Naast de plicht van het pensioenfondsbestuur om belangen evenwichtig af te wegen en het adviesrecht van het verantwoordingsorgaan, worden in het wetsvoorstel enkele andere waarborgen voorgesteld om een evenwichtig besluit door het pensioenfonds te borgen. Zo heeft het intern toezicht nadrukkelijk een rol. Ook wordt het invaarbesluit getoetst door de toezichthouder.
Individuele waardeoverdracht
De mogelijkheid om pensioenaanspraken opgebouwd bij een voormalige pensioenuitvoerder via individuele waardeoverdracht over te dragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder is niet nieuw, dat is nu ook mogelijk. In een pensioenstelsel met alleen premieregelingen wordt het naar verwachting voor een deelnemer eenvoudiger om een oordeel te vormen over de vraag of waardeoverdracht verstandig is.
Daarbij moet worden opgemerkt dat, onder andere om het voor deelnemers overzichtelijk te houden, bij de behandeling van het wetsvoorstel toekomst pensioenen een amendement is aangenomen dat ertoe leidt dat individuele waardeoverdrachten tijdens de transitie zijn opgeschort indien één van beide betrokken pensioenfondsen wel is ingevaren en de andere niet maar wel van plan is om in te varen.
Bij een individuele waardeoverdracht zal de ontvangende pensioenuitvoerder aangeven op welke wijze de overgedragen aanspraken in de nieuwe pensioenregeling worden behandeld. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de situatie dat pensioenaanspraken opgebouwd in een uitkeringsovereenkomst, die niet zijn ingevaren, worden overgedragen naar een premieregeling.
De deelnemer moet worden geïnformeerd over de wijze waarop de over te dragen pensioenaanspraken door de nieuwe pensioenuitvoerder worden vertaald naar de premieregeling. Aangezien de mogelijkheden tot en de informatieverstrekking rondom individuele waardeoverdracht niet veranderen met het nieuwe pensioenstelsel, het voor de deelnemer naar verwachting eenvoudiger wordt en er geen signalen bekend zijn dat deelnemers onvoldoende informatie ontvangen om een besluit te nemen ten aanzien van individuele waardeoverdracht, is er geen aanleiding om aan de informatieverstrekking minimaal één of meerdere pensioenscenario’s toe te voegen.
Beoogd wordt dat het opgebouwd nabestaandenpensioen vanuit het overgangsrecht mee gaat in de individuele waardeoverdracht. Het kan zijn dat de dekking uit het overgangsrecht bij waardeoverdracht iets verandert, bijvoorbeeld door verschillen in overlevingskansen tussen het oude en het nieuwe pensioenfonds. Dat kan in het huidige pensioenstelsel ook het geval zijn bij een individuele waardeoverdracht van een deelnemer.
Arbeidsongeschikte deelnemer
Het overgangsrecht voor premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid is zo vormgegeven dat pensioenadministraties bij gesloten pensioenfondsen die uitvoering geven aan premievrije voortzetting van een DB-regeling (Defined Benefit, vastgestelde uitkering) en waarbij de werkgever is opgehouden te bestaan niet omgezet hoeven te worden naar premieovereenkomsten.
De overgangsmaatregel is niet van toepassing als de (voormalige) werkgever van de betrokken arbeidsongeschikte deelnemers nog wel bestaat. In dat geval kan de pensioenovereenkomst, inclusief de afspraken over premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid, conform de daarvoor geldende regels nog gewijzigd worden. Deze zal niet per definitie door het gesloten pensioenfonds uitgevoerd hoeven te worden.
Arbeidsongeschikte deelnemers kunnen bijvoorbeeld ook gaan deelnemen aan de pensioenregeling bij de pensioenuitvoerder bij wie de nieuwe regeling wordt ondergebracht door de (voormalig) werkgever.
Wet toekomst pensioenen op eerstekamer.nl
Nota naar aanleiding van het verslag Wet toekomst pensioenen