De Tweede Kamer nam in juli een motie aan waarin werd gevraagd te onderzoeken of en hoe door het verhogen van de minimale omvang van het bezit, in combinatie met een verruiming van de verwateringsregel, de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) meer gericht kan worden op familiebedrijven.
Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft de voorgestelde variant en enkele andere opties laten onderzoeken. De conclusie van het kabinet is dat het onderzoek niet leidt tot een alternatief of variant die wenselijk lijkt.
Achtergrond motie
Achtergrond van de motie is dat het bij sommige familiebedrijven kan voorkomen dat er familieleden met zo’n klein aandelenbelang zijn dat ze voor die aandelen geen gebruik van de BOR meer kunnen maken. Vertegenwoordigers van een aantal grote oude familiebedrijven hebben hiervoor ook aandacht gevraagd en een alternatief aangedragen. Dit alternatief houdt in dat de erflater of schenker met zijn familie een belang van minimaal 25% moet hebben om in aanmerking te komen voor de BOR. Hierbij wordt onder familie verstaan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de eerste familiaire aandeelhouder. Als aan deze familietoets wordt voldaan, wordt geen ondergrens gesteld aan het belang dat de erflater of schenker zelf moet houden. Dit kan dus minder zijn dan 5% en zelfs minder dan een indirect ab van 0,5% dat nu op grond van de verwateringsregeling kan kwalificeren. Daardoor kan volgens dit alternatief de verwateringsregeling vervallen. Ook zou in dit alternatief de BOR minder toegankelijk worden voor wat de opstellers aanduiden als beleggers, zodat onbedoeld gebruik wordt voorkomen.
Niet verder uitwerken
Verdere uitwerking en uitvoering van dit alternatief ligt echter niet in de rede, schrijft Van Rij. Bij het voorgestelde alternatief – de erflater of schenker moet met zijn familie een belang van minimaal 25% hebben om in aanmerking te komen voor de BOR – bestaat het risico dat dit alternatief niet voldoet aan de staatssteunregels en er is mogelijk sprake van ongeoorloofde ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Daarnaast brengt dat alternatief ingewikkelde vraagstukken met zich mee en is toename in complexiteit te verwachten. In het kader van uitvoering van de motie is ook onderzocht of het mogelijk is om de verwateringsregeling te verruimen door verlaging van het minimumbelang voor een indirect ab tot bijvoorbeeld 0,1% of een bepaalde minimale waarde. Tot slot wordt in de Kamerbrief ingegaan op andere varianten dan de hiervoor genoemde, die leiden ofwel tot een strengere toegangspoort ofwel tot een dubbele entree. Van Rij concludeert echter dat het gevraagde onderzoek niet leidt tot een alternatief of variant die wenselijk lijkt.
Kamerbrief over onderzoek BOR meer richten op familiebedrijven