Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een bv opzettelijk en ten onrechte de door haar aan haar werknemers uitbetaalde bedragen niet heeft aangegeven in de aangifte loonheffingen. Omdat de bv ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust had moeten zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven, zijn naheffing en forse vergrijpboetes gerechtvaardigd.
De activiteiten van de bv bestaan uit het aannemen van bouwwerk en zij is aangemeld als inhoudingsplichtige voor de loonheffingen. In de jaren 2016 en 2017 zijn, afgezien van twee tijdvakken, nihilaangiften loonheffingen ingediend.
Een boekenonderzoek bij de bv en een derdenonderzoek bij zakelijke partners van de bv geven een inspecteur aanleiding om diverse naheffingsaanslagen loonheffingen op te leggen gepaard gaande met een boetebeschikking.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen opgelegd vóór afronding van het boekenonderzoek, omdat hem signalen hadden bereikt dat er mogelijk sprake zou zijn van verduistering. De bv maakt bezwaar tegen de naheffingsaanslagen.
Uit derdenonderzoeken leidt de inspecteur af dat er bedragen aan natuurlijke personen zijn overgemaakt, met in de bankafschriften omschrijvingen als ‘loon of ‘salaris ‘. Na het opleggen van deze naheffingsaanslag en tijdens het vervolg van het boekenonderzoek ontdekt de inspecteur dat er door de bv ook betalingen zijn gedaan aan (natuurlijke) personen, zonder dat in de omschrijving de term “loon” of “salaris” was vermeld.
De bv is van mening dat de naheffingsaanslagen en de beschikkingen ten onrechte zijn opgelegd, omdat er nooit iemand heeft gewerkt bij de bv. De loonheffingen zijn ingehouden en afgedragen door de werkgever van deze werknemers, niet door de bv.
De inspecteur reageert daarop door te stellen dat de bv de vereiste aangifte niet heeft gedaan en de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Ook zonder omkering van de bewijslast meent hij dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd.
De vergrijpboetes zijn volgens de inspecteur terecht en tot de juiste bedragen opgelegd, omdat het aan opzet van de bv is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet is betaald en dat daardoor sprake is van grove schuld.
Bv presenteert zich als werkgever
Wat betreft het overmaken van de bedragen aan natuurlijke personen geeft de rechtbank aan dat de bv aanvankelijk ook aangiften loonheffingen heeft gedaan voor deze personen, maar dat hij dit op een later moment weer heeft teruggedraaid middels correctieberichten. Verder heeft de bv zich richting derden gepresenteerd als de werkgever van de betreffende werknemers.
De bv leende personeel uit en als voorwaarde in de inleenovereenkomst is opgenomen dat het uitgeleende personeel daadwerkelijk bij de bv in dienst was. Als bewijs daarvan heeft de bv salarisspecificaties van de werknemers, met daarop de bv als werkgever vermeld, laten zien.
Daarnaast heeft de bv zich als werkgever aangemeld bij het pensioenfonds en zich richting het UWV gedragen als de werkgever.
BV heeft wel personeel in dienst
De bv verklaarde verder dat dat zij personen inleende van derden en deze personen vervolgens uitleende aan haar opdrachtgevers. Daarin ging de rechtbank echter niet mee en oordeelde dat vaststaat dat de bv dient te worden aangemerkt als de inhoudingsplichtige van de betreffende werknemers, zodat geen sprake is van een andere werkgever.
Een van de bedrijven die volgens de bv personeel heeft uitgeleend, verklaarde dat de werknemers niet bij hem in dienst waren en ook van de bv ontvangen bedragen niet te hebben overgemaakt aan de werknemers.
Degene die de aangiftes van de bv heeft ingediend en aan hem gelieerde personen hebben de desbetreffende bedragen ontvangen. Daarom is het volgens de rechtbank ook aannemelijk dat de bv wel werknemers in dienst heeft gehad.
De rechtbank oordeelde verder dat ten tijde van het doen van de (nihil) aangifte de bv wist of zich ervan bewust had moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven.
Nu de bv niet de vereiste aangifte heeft gedaan kan de inspecteur zich terecht beroepen op omkering en verzwaring van de bewijslast, volgens de rechtbank. Ook vindt zij dat de bv er niet in is geslaagd om aan te tonen dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
Redelijke schatting aanslagen
De omkering en verzwaring van de bewijslast geeft de inspecteur echter niet de bevoegdheid aanslagen naar willekeur vast te stellen, zo stelt de rechtbank. De aanslagen dienen te berusten op een redelijke schatting.
De inspecteur heeft als uitgangspunt voor de berekening van de te weinig geheven loonheffing de door de bv aan natuurlijke personen overgemaakte geldbedragen genomen. De rechtbank constateert dat de inspecteur een van de naheffingsaanslagen tegen een te hoog percentage heeft gebruteerd.
Dat betekent volgens de inspecteur nog niet dat de naheffingsaanslag op een te hoog bedrag is vastgesteld. Hij stelt dat hij namelijk niet kan controleren of al het loon via de bankrekeningen is betaald, door gebrek aan een (deugdelijke) administratie en medewerking van de bv. Ook stelt hij niet te kunnen controleren of er nog meer loon is betaald.
De rechtbank kan de redenering van de inspecteur niet volgen en stelt dat door een berekeningsfout van de inspecteur teveel belasting is nageheven. De rechtbank ziet geen enkel aanknopingspunt om de schatting van de inspecteur te rechtvaardigen.
De naheffingsaanslag dient dan ook te worden verminderd en de vergrijpboete dient te worden gematigd.