Een verzoek door een houder van een bestelauto om toepassing van het lage tarief van de motorrijtuigenbelasting voor gehandicapten wordt niet gehonoreerd door hof Amsterdam. Het in de bestelauto ingebouwde chemisch toilet is geen hulpmiddel als bedoeld in artikel 24a van de Wet MRB.
Een man heeft een bestelauto die in de laadruimte is voorzien van een chemisch toilet en ook zijn (inklapbare) rollator staat er in. De plek waar hij staand werkzaamheden verricht ligt in een milieuzone. De bestelauto mag dan bij zijn plaats staan zodat hij direct van het toilet gebruik kan maken als dat nodig is.
Omdat de man moeilijk loopt en incontinent is doet hij een verzoek om toepassing van het lage MRB-gehandicaptentarief. Volgens de man moest hij een andere bestelauto aanschaffen omdat de plek waar hij werkt zich in een milieuzone bevindt.
De man mocht voor zijn vorige bestelauto met chemisch toilet wel het gehandicaptentarief toepassen. In een brief van een inspecteur over de vorige bestelauto is hij erop gewezen dat de man bij wisseling van voertuig niet meer in aanmerking komt voor het lager bestelautotarief omdat een chemisch toilet niet langer aangemerkt wordt als een hulpmiddel waarvoor het lage tarief kan worden toegepast.
Zowel bij de rechtbank als het hof is het de vraag of de man voor zijn bestelauto recht heeft op toepassing van het van het verlaagde tarief van artikel 24a Wet MRB.
Niet opvouwbare rolstoel
In dat artikel is bepaald dat voor toepassing van het lage tarief aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Er moet sprake zijn van een bestelauto die is ingericht en wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon en van gelijktijdig vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die persoon.
Onder een niet-opvouwbare rolstoel wordt ook verstaan een ander in verband met de handicap noodzakelijk hulpmiddel van een dusdanige omvang of gewicht dat de gehandicapte voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een bestelauto.
De rechtbank stelt vast dat de man op het moment van de aanvraag geen gebruik maakte van een niet-opvouwbare rolstoel, maar wel van een chemisch toilet en een rollator. Wat betreft de rollator verklaart de man dat deze opvouwbaar is.
De rollator is daarom geen hulpmiddel dat van een dusdanige omvang of een dusdanig gewicht is, dat de man, rekening houdend met zijn handicap, voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van zijn bestelauto. Een opklapbare rollator kan immers ook in een normale auto worden meegenomen.
Chemisch toilet
Over het chemisch toilet legt de man uit dat hij ontlastingsopvangmiddelen gebruikt die hij korte tijd kan gebruiken, maar dat het voor zijn werk , waar hij langere tijd achter elkaar moet staan, nodig is om van het chemisch toilet in de auto gebruik te maken.
Gelet daarop vindt hij het chemisch toilet een noodzakelijk hulpmiddel voor zijn werk. Volgens de rechtbank heeft hij niet gesteld en dus ook niet aannemelijk gemaakt dat hij is aangewezen op zijn bestelauto voor het normale vervoer en de activiteiten buiten zijn werk.
Het lage tarief is bedoeld voor mensen die in verband met een hulpmiddel voor hun handicap voor hun vervoer zijn aangewezen op een bestelauto en niet voor het kunnen verrichten van bepaalde werkzaamheden. Er is daarom geen sprake van een noodzakelijk hulpmiddel dat van een dusdanige omvang of een dusdanig gewicht is, dat de man, rekening houdend met zijn handicap, voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van zijn bestelauto, aldus de rechtbank.
Het hof oordeelt dat een chemisch toilet eigenlijk niet eens een hulpmiddel in de gebruikelijk betekenis van het woord is. Een chemisch toilet is daarom niet op één lijn te stellen met een niet-opvouwbare rolstoel.
Maar ook als er wél van zou worden uitgegaan dat een mobiel toilet, zoals het chemische toilet van de man, onder omstandigheden een dergelijk noodzakelijk hulpmiddel kan zijn, dan nog is het hof van oordeel dat in dit geval niet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 4a van de Uitvoeringsregeling is voldaan.
Uitleg volstaat niet
Ondanks de uitleg van de man dat hij voor zijn werk langere tijd moet staan en dat het nodig is om gebruik te maken van het chemisch toilet, is het hof van oordeel dat de man met deze toelichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is aangewezen op zijn bestelauto voor het normale vervoer en de activiteiten buiten zijn werk.
De man vond verder ook nog dat zijn rollator moet worden aangemerkt als een noodzakelijk hulpmiddel als bedoeld in artikel 4a van de Uitvoeringsregeling, omdat de rollator zwaarder is dan de door de inspecteur gestelde 5 tot 11 kilo en dat dat hij de rollator niet altijd inklapt omdat dit moeilijk voor hem is.
Het hof oordeelt hierover dat een inklapbare rollator evenmin op één lijn te stellen is met een niet-opvouwbare rolstoel. De omstandigheid dat de man de rollator niet altijd opvouwt, neemt niet weg dat die mogelijkheid er wel is en dat een opvouwbare rollator ook in een normale personenauto kan worden meegenomen.
Conclusie is dat het hoger beroep van de man geen doel treft en dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.