Aan een vennootschap onder firma die niet meer bestaat, kan weliswaar nog een belastingaanslag worden opgelegd, maar in dat stadium is bekendmaking van die aanslag aan de vof onder het tot 1 januari 2019 geldende recht niet mogelijk. Dat oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad.
Per 1 januari 2013 zijn de activiteiten van de vof overgenomen door een bv. De vof is volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel op 4 februari 2013 ontbonden en per 6 februari 2013 uitgeschreven uit het handelsregister.
De inspecteur heeft later een boekenonderzoek ingesteld waarin onder meer de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in 2011 zijn onderzocht. In het opgestelde controlerapport legt de inspecteur vast dat hij met dagtekening van 24 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2011 aan de vof heeft opgelegd.
De oud-vennoten geven op 11 januari 2017 aan dat zij de naheffingsaanslag niet hebben ontvangen. Daarop stuurt de inspecteur de oud-vennoten een uitdraai van de naheffingsaanslag. Op dat biljet is naast de te betalen omzetbelasting (€ 279.372), een bedrag van € 47.935 aan belastingrente vermeld.
Tegen de naheffingsaanslag gaan de oud-vennoten in bezwaar, maar dat bezwaarschrift wordt door de inspecteur ongegrond verklaard. De inspecteur neemt daarna nog wel een verminderingsbeschikking op waar de oud-vennoten geen genoegen mee nemen en ze gaan in beroep.
Naheffingsaanslag niet op voorgeschreven wijze bekend gemaakt
In beroep vechten zij het feit aan dat de aanslag op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de inspecteur de naheffingsaanslag aan de vof rechtsgeldig bekend heeft gemaakt.
Zowel op het door de inspecteur bepleite moment van bekendmaking (24 december 2016) als op het door de oud-vennoten genoemde moment (11 januari 2017), staat namelijk vast dat de vof niet meer bestond.
De inspecteur heeft op de zitting betoogd dat hij, ondanks dat de vof toen niet meer bestond, wel bevoegd was om eind 2016 aan de vof een naheffingsaanslag op te leggen. Daartoe voert hij aan dat de naheffingsaanslag ziet op een periode waarin de vof nog bestond en met de verzending van de naheffingsaanslag naar het adres van de vennoten de naheffingsaanslag rechtsgeldig is bekend gemaakt.
De rechtbank haalt een arrest aan van de Hoge Raad van 18 augustus 2023 waarin staat dat aan een vennootschap onder firma die niet meer bestaat nog een belastingaanslag kan worden opgelegd. Maar in dat stadium is bekendmaking van die aanslag onder het tot 1 januari 2019 geldende recht niet mogelijk.
Geen rechtsgeldige bekendmaking
De rechtbank bevestigt dat het arrest duidelijk maakt dat de naheffingsaanslag onder het destijds toepasselijke recht alleen rechtsgeldig bekend kon worden gemaakt als de vof op dat moment nog niet was opgehouden te bestaan. Ook is duidelijk dat dat de rechtsgevolgen van een belastingaanslag pas kunnen intreden als deze aanslag aan de belastingplichtige is bekend gemaakt
Omdat de vof in ieder geval in 2016 niet meer bestond, heeft een rechtsgeldige bekendmaking van de naheffingsaanslag niet kunnen plaatsvinden en kunnen de rechtsgevolgen dus niet intreden, aldus de rechtbank.
Nu de naheffingsaanslag niet meer binnen de daarvoor geldende termijn bekend kan worden gemaakt ziet de rechtbank daarin aanleiding de naheffingsaanslag en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente te vernietigen.