Wat valt onder ‘werkelijk behaalde rendement’ als bedoeld in het box 3-arrest van de Hoge Raad? En is die vraag nog van belang na de inwerkingtreding van de Wet rechtsherstel box 3? Daarover heeft advocaat-generaal (AG) Pauwels zich vrijdag uitgesproken in een advies dat hij aan de Hoge Raad heeft uitgebracht in vijf box 3-zaken.
Kerstarrest
In het kerstarrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de in 2017 ingegane wettelijke regeling van het belasten van spaargeld en overig vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting (het forfaitaire stelsel) het discriminatieverbod en het eigendomsrecht van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) schendt. De Hoge Raad heeft in die zaak rechtsherstel geboden door alleen over het werkelijke behaalde rendement belasting te heffen. In die zaak waren partijen het erover eens wat dat rendement was.
Herstelwet
De staatssecretaris van Financiën heeft na het box 3-arrest in een beleidsbesluit vastgelegd hoe rechtsherstel wordt geboden. Vervolgens heeft de wetgever de inhoud van dat besluit vastgelegd in de Herstelwet. De Herstelwet leidt niet tot heffing naar het werkelijk behaalde rendement, maar houdt nog steeds een forfaitaire heffing over het box 3-vermogen in.
Advies AG
Wat de AG betreft moet ook na de inwerkingtreding van de Wet rechtsherstel box 3 (de Herstelwet) nog steeds grondrechtelijk worden vergeleken met het werkelijke rendement, en is dus nog steeds relevant wat onder het begrip ‘werkelijk behaalde rendement’ moet worden begrepen.
De AG identificeert twee situaties onder de Herstelwet: die waar het forfaitaire stelsel van toepassing blijft en die waar de berekeningsregels van de Herstelwet gelden. In beide gevallen concludeert Pauwels dat het EVRM wordt geschonden als het voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Hij stelt dat de belastingrechter rechtsherstel moet bieden als dit het geval is.
Definiëring ‘werkelijk behaalde rendement’
Pauwels geeft ook richtlijnen voor het definiëren van het ‘werkelijk behaalde rendement’, waarbij hij de Hoge Raad adviseert om aan te sluiten bij het inkomen dat de wetgever beoogde te belasten met het forfaitaire stelsel. Dit omvat onder meer het uitdrukken van het werkelijke rendement in nominale termen, het maken van de vergelijking over alle vermogensbestanddelen, het negeren van verliesverrekening tussen jaren, en het meenemen van ongerealiseerde waardemutaties en relevante kosten.
De conclusie van Pauwels dient als onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is om het al dan niet op te volgen. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Parket bij de Hoge Raad, ECLI:NL:PHR:2024:133, ECLI:NL:PHR:2024:134, ECLI:NL:PHR:2024:136, ECLI:NL:PHR:2024:137, ECLI:NL:PHR:2024:138
Met het oog op de conclusies in de individuele zaken heeft de AG een overkoepelende analyse van de problematiek rond de Herstelwet en ‘werkelijk behaald rendement’ gemaakt in een bijlage bij die conclusies. Bijlage: ECLI:NL:PHR:2024:1