Als aan het einde van het jaar geen suppletieaangifte is gedaan om het verschil aan omzetbelasting alsnog te voldoen blijft er een schuld aan de Belastingdienst op de balans staan. Als een inspecteur op de hoogte komt van die schuld kan hij een naheffingsaanslag omzetbelasting opleggen voor datzelfde bedrag.
Een vof drijft een onderneming op het gebied van luxe horloges en tegels en aanverwante artikelen. De activiteiten bestonden in het jaar 2016 voornamelijk uit de handel in exclusieve gebruikte en nieuwe horloges. De horloges worden gekocht van ondernemers en particulieren op voornamelijk beurzen in binnen- en buitenland.
Ook worden horloges rechtstreeks ingekocht bij ondernemers, waaronder een onderneming in Spanje. In het kader van een Internationaal uitwisselingsverzoek ten behoeve van de omzetbelasting, blijkt dat de vof horloges met Spaanse btw heeft ingekocht in Spanje en in Nederland met de margeregeling heeft verkocht.
Omdat deze toepassing van de margeregeling niet is toegestaan volgt er een boekenonderzoek naar de aangiften omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015.
Op 26 januari 2017 sluit de vof met de inspecteur van de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst over de fiscale gevolgen van het boekenonderzoek over de periode 2011 tot en met 2015 met betrekking tot de margeregeling.
Uit de ingediende aangifte IB/PVV over 2017 blijkt dat er een balansschuld omzetbelasting is van € 23.355 voor het jaar 2016. De inspecteur besluit daarop om deze balansschuld na te heffen, waarna de rechtbank Gelderland moet beoordelen of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Als balansschuld juist is, is de naheffingsaanslag dat ook
Die oordeelt dat als de balansschuld juist is de naheffingsaanslag ook juist is. Uit de besloten vaststellingsovereenkomst blijkt dat de afspraken die daarin zijn gemaakt, alleen gelden voor de periode tot en met het jaar 2015. Het eerste kwartaal 2016 waarin er nog facturen waren met de Spaanse btw, is daarin dus niet meegenomen.
De vof kan voor het eerste kwartaal van 2016 geen rechten ontlenen aan de vaststellingsovereenkomst. De vof ging er van uit dat de inkoop van horloges in Spanje in het eerste kwartaal van 2016 ook was meegenomen bij de afspraken die tijdens het boekonderzoek in 2016 zijn gemaakt.
En dat dus de balansschuld over 2016 zou worden afgeboekt, net als hun accountant dat had gedaan voor 2015. De omstandigheid dat de vof in het eerste kwartaal van 2016 volgens haar stelling nog op de oude, onjuiste, manier horloges in Spanje had ingekocht, is niet in de vaststellingsovereenkomst verwerkt.
Geen sprake van opgewekt vertrouwen
Volgens de rechtbank kan de vof onvoldoende vertrouwen ontlenen aan de gedachte dat met de vaststellingsovereenkomst alles was opgelost, dus ook voor 2016. Dit staat duidelijk niet in de overeenkomst en er is ook geen ander schriftelijk stuk waaruit blijkt dat de inspecteur zichzelf verplicht heeft om ook het jaar 2016 in de afspraak mee te nemen.
Vertrouwen dat de vof misschien had op basis van uitlatingen van hun eigen adviseur kan de inspecteur niet binden, omdat het niet de inspecteur is die de uitlatingen heeft gedaan. Om die reden kan de rechtbank de naheffingsaanslag niet verlagen of vernietigen.
Elk Europees land heeft eigen bevoegdheid
De rechtbank wijst de vof er nog op dat Spaanse btw, waarvan de Spaanse belastingdienst heeft besloten om deze niet terug te geven, niet in aftrek kan komen op de Nederlandse btw die betaald moet worden vanwege verkooptransacties aan klanten in Nederland.
Dat past niet in het systeem van de omzetbelastingheffing en ook niet in het internationale omzetbelastingsysteem in Europa. De rechtbank begrijpt dat deze beslissing voor de vennoten van de vof onrechtvaardig voelt, omdat de Spaanse btw zo blijft drukken op de verkopen, wat niet de bedoeling is van het omzetbelastingsysteem.
Dat probleem kan de rechtbank echter niet oplossen omdat ieder land zijn eigen bevoegdheid heeft. De oplossing voor dit probleem in het internationale btw-systeem is de intracommunautaire transactie, waarbij wordt geleverd tegen het 0%-tarief.
Balansschuld juist
De rechtbank oordeelt dat de balansschuld over 2016 die is nageheven, rechtstreeks voortkomt uit de eigen boekhouding van de vof. Er is geen reden gebleken om aan te nemen dat die balansschuld niet klopt.
Omdat de vennoten van de vof tijdens de zitting hebben aangegeven akkoord te gaan met de balansschuld omzetbelasting, gaat de rechtbank er van uit dat de balansschuld juist is.
De vennoten stelden nog dat als zij het bedrag van de naheffingsaanslag moeten betalen zij zullen moeten stoppen met het bedrijf en alles kwijt zijn. De rechtbank reageerde hierop door te stellen dat ze zo goed mogelijk heeft onderzocht of er juridisch geldige redenen of mogelijkheden zijn om de naheffingsaanslag te verminderen of te vernietigen.
Die redenen heeft de rechtbank echter niet kunnen vinden. De vennoten kunnen volgens de rechtbank ofwel in hoger beroep gaan of zich neerleggen bij de uitspraak van de rechtbank. In dat laatste geval kunnen zij contact opnemen met de ontvanger van de Belastingdienst om te overleggen over een betalingsregeling.
De conclusie is dat de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd.