Op welke wijze wordt het bedrag van de geruisloze terugstorting van teveel betaalde premies voor een lijfrente, die dient ter compensatie van een pensioentekort, in aanmerking genomen onder de Wet rechtsherstel box 3 en de box 3-wetgeving per 1 januari 2023? Daarover heeft de Belastingdienst opheldering gegeven via een standpunt dat door de Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst is gepubliceerd.
Aanleiding
Naar aanleiding van de invoering van de herstelwetgeving (Wet rechtsherstel box 3) en de overbruggingswetgeving met betrekking tot hoofdstuk 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 komen diverse vragen op over de kwalificatie van vermogensbestanddelen, zoals het recht op de geruisloze terugstorting van te veel betaalde lijfrentepremies en/of -inleg.
Volgens zowel de Wet rechtsherstel box 3 als de box 3-wetgeving per 1 januari 2023 geldt voor iedere vermogenscategorie een eigen forfaitair rendementspercentage.
Vraag
Op welke wijze wordt het bedrag van de geruisloze terugstorting van te veel betaalde premies voor een lijfrente, die dient ter compensatie van een pensioentekort, in aanmerking genomen onder de Wet rechtsherstel box 3 en de box 3-wetgeving met ingang van 1 januari 2023?
Antwoord
In geval van geruisloze terugstorting van te veel betaalde premies wegens een pensioentekort wordt de betaling van deze premies (met terugwerkende kracht) geacht niet te hebben plaatsgevonden. Het bedrag van de te veel betaalde premies en het daarop behaalde rendement moeten als overige bezittingen worden opgenomen in de rendementsgrondslag van box 3 van de relevante – aan de geruisloze terugstorting voorafgaande – kalenderjaren. Dit geldt zowel onder de Wet rechtsherstel box 3 als onder de box 3-wetgeving met ingang van 1 januari 2023.
Een nadere beschouwing hierover van de kennisgroep is te vinden bij het door de Belastingdienst gepubliceerde standpunt.